Ds. W. Harinck - Johannes 2 : 13 - 17
Onderwerp
Johannes 2 : 13 - 17
Delen & Download
Download preekLeespreek tekst
Zingen : | Psalm 89: 1 | |
Lezen : | Johannes 2: 13-25 | |
Zingen : | Psalm 2: 3, 4, 5, 6 | |
Zingen : | Psalm 99: 8 | |
Zingen : | Psalm 69: 14 |
Gemeente, op 31 oktober is het Hervormingsdag. In deze dienst willen wij daar bij stilstaan. De tekst is uit Johannes 2, het voorgelezen schriftgedeelte, en we nemen de verzen 13 tot en met 17 als uitgangspunt:
En het pascha der Joden was nabij, en Jezus ging op naar Jeruzalem.
En Hij vond in de tempel, die ossen en schapen en duiven verkochten, en de wisselaars daar zittende.
En een gesel van touwtjes gemaakt hebbende, dreef Hij hen allen uit de tempel, ook de schapen en de ossen; en het geld der wisselaars stortte Hij uit, en keerde de tafels om.
En Hij zeide tot degenen die de duiven verkochten: Neemt deze dingen vanhier weg; maakt niet het huis Mijns Vaders tot een huis van koophandel.
En Zijn discipelen werden indachtig dat er geschreven is: De ijver van Uw huis heeft Mij verslonden.
Het thema is: De Heere Jezus als de Hervormer van des Vaders huis.
We zien:
1. Waarom die hervorming nodig is
2. Hoe die hervorming plaatsvindt
3. Wat die hervorming uitwerkt
1. Waarom die hervorming nodig is
Het grote paasfeest is nabij. Het is in het eerste jaar van Jezus’ openbare optreden. Voor het eerst gaat Hij met Zijn discipelen naar Jeruzalem om daar het pascha te houden. Wij weten dat het pascha voor het volk van Israël een bijzonder feest was. Het herinnerde hen aan de uittocht uit Egypte. Men dacht terug aan hoe de Heere hen door Zijn sterke hand uit de Egyptische slavernij had verlost. De Egyptenaren hadden in die vreselijke nacht het gericht van God ervaren, maar Israël had Hij verlost en gespaard. Waarom? Omdat het bloed van het geslachte lammetje aan de posten van de deuren van de huizen was. Daarom is dit pascha voor de Joden een belangrijk feest om te gedenken.
De Heere Jezus gaat met Zijn discipelen naar Jeruzalem om in de tempel dat grote feit van het pascha te gedenken. Over de reis en de omstandigheden vertelt Johannes niets. Heel kort en krachtig horen we dat de Heere opging naar Jeruzalem en dat Hij in de tempel verschijnt.
De tempel was Gods heiligdom, Gods huis. Elke godvrezende Israëliet was natuurlijk zeer gesteld op de tempel. Daar woonde de Heere, daar werd Zijn Woord verkondigd, er werden offers gebracht en de priesters, Gods knechten, dienden daar. Men hoorde de boodschap van de wet en het volk kreeg er de zegen opgelegd.
Voor de Heere Jezus moet het betreden van de tempel, het opgaan naar het huis van God, heel bijzonder zijn geweest. Hij gaat naar het huis van Zijn Vader. Als twaalfjarige jongen had Hij daar gezeten en gezegd tot Jozef en Maria: Wist gij niet, dat Ik moet zijn in de dingen Mijns Vaders? (Luk.2:49)
Dus als we nu de Heere Jezus naar de tempel in Jeruzalem zien gaan, is Hij niet zomaar een gewone feestganger van het pascha dat herdacht wordt. Nee, we zien in Hem de Christus, Gods Gezalfde. Hij is de Messias, de Zaligmaker. Zijn opgaan in de tempel te Jeruzalem hoort bij Zijn werk, omdat Hij de Borg, de Middelaar en Verlosser is. Daarom gaat Hij het pascha herdenken in de tempel. Zijn binnentreden in het voorhof is de vervulling van het profetische woord.
Denk aan wat Maleachi heeft gezegd: En snellijk zal tot Zijn tempel komen die Heere Die gijlieden zoekt, te weten de Engel des verbonds, aan Dewelke gij lust hebt; zie, Hij komt, zegt de Heere der heirscharen (Mal.3:1).
Maleachi had ook gezegd waaróm de Messias, de Christus, tot de tempel zou komen. Hij deed dit om te louteren en te reinigen en om de kinderen van Levi te reinigen. Een zuiverend werk zou de Messias doen. In Johannes 2 zien we dat vervuld worden als Jezus opgaat naar de tempel.
Samen met Zijn discipelen beklimt Hij de brede trappen en terrassen. Hij komt bij dat grote tempelcomplex. Wat moet dat een indrukwekkend gezicht geweest zijn! Het huis van de Heere dat boven alles uitstijgt, met daaromheen de bijgebouwen, de grote pleinen, bordessen en trappen die omhoog leiden.
Maar als Jezus met Zijn discipelen dichterbij komt en het voorplein betreedt, dat heel het voorhof van de tempel omringt, zien ze iets ongewoons. Wat zien ze dan? Het gehele voorplein is in een markt veranderd! Vele rijen met runderen staan daar vastgebonden. Ook worden er schapen en duiven verhandeld. In de hallen staan de tafels van de geldwisselaars, die vreemde munten van de feestgangers – die van heinde en ver uit vreemde landen gekomen zijn – omwisselen in het gangbare tempelgeld. Het is er een drukte van belang! En als je goed luistert, dan hoor je zelfs dat men hier en daar woorden heeft over de prijs die te hoog is. Er wordt actief handel gedreven.
Het voorplein van de tempel is een marktplaats geworden. In de plaats van de hosanna’s en de lofzang van de tempelkoren, wordt alles overstemd door het geschreeuw van de markthandelaren en het geloei en geblaat van de runderen en schapen.
Waar is de eerbied? Waar is de heiligheid? Niets is er meer van terug te vinden. Gods heilige tempel in Jeruzalem wordt schandelijk ontheiligd. Wat een ontwijding van het huis van de Heere!
Gemeente, het tekent ons iets van het geestelijk klimaat van Israël en van Jeruzalem in de dagen van de Heere Jezus. Wat was het een koude vormendienst geworden! Er was wel godsdienst, maar waar was de echte godsvrucht? Het was zo vormelijk geworden. De harten waren er niet bij. Er was zoveel oppervlakkigheid en onverschilligheid.
Men ging wel naar de tempel, maar het was voor velen uit plicht en gewoonte. Er werd wel geofferd en de mensen brachten hun tienden wel voor Gods aangezicht, omdat dit er nu eenmaal bij hoorde. Tja, dat was de wet en dat waren de regels van hun voorvaderen. Maar wie nam nog de moeite om heel eerbiedig en heel zorgvuldig het beste en het mooiste lammetje van de kudde uit te zoeken, om dat voor het aangezicht van de Heere te brengen?
Nu was dat allemaal veel eenvoudiger geworden. Je ging naar de tempel, je liep wat rond en zocht er een lam uit, waar je natuurlijk niet teveel voor betaalde. Met dat lammetje ging je naar de priester, waardoor je weer aan je plichten had voldaan. Als een rund of een lam te duur was, kocht je een duif. Ook kon je tegelijkertijd de tempelbelasting verrekenen. Het ging erg gemakkelijk op het tempelplein. Je had je godsdienstige plichten weer vervuld en je kon weer naar huis. Dat was nu het klimaat geworden onder het volk Israël in Gods heilige tempel.
Dan komt de Heere Jezus de tempel binnen. En Hij vond in de tempel, die ossen en schapen en duiven verkochten, en de wisselaars daar zittende. Hij ziet dat ze van het huis van Zijn Vader een huis van koophandel hebben gemaakt.
Als we bedenken dat dit Jezus’ eerste officiële optreden is geweest in Jeruzalem, dan was het een bijzondere daad die Hij verricht heeft. Hij reformeerde het huis van Zijn Vader. Hij dreef al die kopers en die verkopers uit! Neemt deze dingen vanhier weg; maakt niet het huis Mijns Vaders tot een huis van koophandel. De Heere Jezus deed een werk van hervorming, van reformatie, in de tempel te Jeruzalem.
Die ontwijding van de tempel, dat klimaat in Jeruzalem in Jezus’ dagen, doet ons ook denken aan de kerk in de tijd van Maarten Luther. Wat was de kerk in Maarten Luthers tijd ver afgedreven van de leer van de apostelen, van de profeten en van de kerkvaders. Het evangelie van vrije genade was zo verdonkerd geworden. Uitspraken van pausen en concilies hadden meer gezag dan het heilig Woord van God. Je zou kunnen zeggen dat er in Luthers tijd ook een soort van koophandel de kerk was binnengekomen. De goede werken waren verdiensten geworden en waren betaalmiddel geworden tot vergeving van zonden.
De kerkvaders hadden, in navolging van de apostelen, de kerk voorgehouden dat de rechtvaardiging van de goddeloze alleen door het geloof is. Helaas was er van die leer nauwelijks meer iets terug te vinden. In Luthers tijd moesten aan de verdiensten van Christus onze goede werken toegevoegd worden, zoals werken van biechten en vasten, de werken van de sacramenten, de voorbiddingen van de heiligen, de boetedoeningen en de zelfkastijdingen.
Met vele voorwaarden was de leer van de kerk omgeven. Er was zelfs een zogenaamde aflaathandel. Men kon, door aan de kerk te offeren, of door het kopen van een aflaat, vergeving van zonden verkrijgen. Zo was er een koophandel de kerk binnengekomen.
Maar wat een wonder – ook in de donkere tijd vóór de Reformatie – dat het Christus was Die Zijn kerk bezocht en het licht van Zijn genade ontstak in de harten van Maarten Luther en andere mannen, om de kerk te reformeren.
Die reformatie was nodig, lang geleden in de zestiende eeuw. Maar die reformatie blijft nu ook nodig. Want als wij nu als gemeente terugdenken aan dat werk van de Reformatie, dan moeten we denken aan wat de Engel des Heeren geschreven heeft aan de gemeente van Sardis: Gedenk dan hoe gij het ontvangen en gehoord hebt, en bewaar het, en bekeer u (Openb.3:3).
Wij hebben dat werk van de Reformatie ontvangen! Wat hebben wij er al die jaren mee gedaan? Om wérkelijk gereformeerd te zijn, is een voortdurende reformatie nodig. Er is bekéring nodig. En dat is wat reformatie is: bekering, vernieuwing.
We letten daar op in de tweede gedachte:
2. Hoe die hervorming plaatsvindt
De ziel van de Heere Jezus wordt met heilige verontwaardiging vervuld, als Hij ziet hoe het toegaat in het huis van Zijn Vader. Heilige toorn komt op in Zijn hart.
Jongens en meisjes, door de markthandel in verschillende soorten vee, waarbij de handelaren touwen en touwtjes gebruiken, liggen er veel touwen op het grote terrein van de tempel. Ze laten die achteloos rondslingeren. Van die vele touwen knoopt de Heere Jezus een gesel, een soort zweep. Dan zwiept Hij die door de tempelhallen en Hij drijft het vee uit. Daar gaan de runderen en de schapen! De verkopers gaan natuurlijk zo snel mogelijk achter hun vee aan. Dat was ook de bedoeling van de Heere Jezus.
Verder slaat Hij ook op de tafeltjes van de wisselaars. Hij gooit ze omver en de geldstukken vliegen in het rond. Tot de verkopers van de duiven en tot alle andere aanwezigen zegt Hij: Neemt deze dingen vanhier weg! Zo grijpt Christus in. Hij hervormt die vervallen tempeldienst.
Dat men in de tempel dit optreden van de Heere Jezus genómen heeft, moet ons wel verbazen. We lezen niet van verzet, van tegenstand. Niemand kon en durfde iets terug te doen. Hoe kwam dat? Omdat ze misschien bang waren voor die zweep, een gesel van touwtjes? Dat kan ik me niet voorstellen. Nee, er ging iets van Hem uit. Het was Zijn autoriteit. Er straalde even iets door Jezus heen van macht en goddelijke majesteit.
We zien in deze tempelreiniging hoe Hij het opnam voor de eer en de heiligheid van God. In Zijn optreden toonde Hij Zijn majesteit en heerlijkheid. Dat straalde door Zijn optreden heen. Hij toornde met recht. Hij is immers de Zoon, en is dit niet het huis van Zijn Vader? En had de Vader Hem niet gezonden om te reinigen en om te louteren?
Hier zien wij, gemeente, hoe de Heere Jezus een hervorming plaats doet vinden. Hij strijdt tegen het onheilige. Hij reformeert het huis van Zijn Vader.
Zijn voorloper, Johannes de Doper, had dat reeds gezegd: ‘Zie, Hij komt, Wiens wan in Zijn hand is en Hij zal de dorsvloer doorzuiveren en het koren in Zijn schuur vergaderen.’ Christus is de grote Hervormer. Hij is de grote Reformator van het huis van God. Hij reformeert en Hij vernieuwt door Zijn Woord en Geest. Hij komt louteren en reinigen.
Daar heeft Hij de monnik Maarten Luther in de tijd van de Reformatie voor willen gebruiken. Zeker, er waren voorlopers van de Reformatie, zoals Hus, Wycliff en de Waldenzen. Maar het was wachten op Maarten Luther. Hij was door God verkoren om de strijd van de Hervorming in te luiden.
Deze monnik, Maarten Luther, heeft zelf in zijn leven ervaren hoe hij ontdekt werd aan dat geheim van de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof. Dat was voor Luther een lange en bange worsteling geweest. Hij heeft het wonder leren kennen dat wij om niet gerechtvaardigd worden. Dat de rechtvaardiging alleen is uit louter genade, door de verdienste van de Heere Jezus Christus. Niet uit de werken, maar uit genade alleen.
Nadat Maarten Luther tot die persoonlijke ontdekking was gekomen, bond hij de strijd aan met heel de ambtenarij van de kerk van Rome en de koophandel die in de kerk van Rome ingedragen was. Vanuit het Woord en de geschriften toonde hij de dwaling van de kerk aan. Luther en andere reformatoren werden gedreven door de kracht van God om te strijden tegen de dwaling die de kerk binnengeslopen was.
Daarbij denken we ook aan Johannes Calvijn, de reformator van Genève. De kerken van de Reformatie in Nederland dragen het stempel van het calvinisme. In Schotland zie je weer dat de Heere gebruik wilde maken van een man als John Knox.
Zo reformeerde de Heere de kerk in tijden van diep verval.
Maar dat werk van de reformatie moet doorgang vinden. Vooral heel persoonlijk in ons eigen hart en leven. Ook bij ons is allerlei koophandel die uitgedreven moet worden. Door de kracht van de Heilige Geest wordt je hart gereformeerd door vernieuwende genade. Waar Christus komt met Zijn leer en waar Hij komt met Zijn Geest, daar wordt je leven bekritiseerd. Ons hele bestaan gaat dan ondersteboven. De Heilige Geest komt met dat vernieuwende en reinigende werk, opdat je hart en leven een tempel zal gaan zijn. Daar wil de Heere wonen met Zijn liefde en met Zijn genade.
Daarom, als we terugzien op de Reformatie, dan mogen we niet bij het verleden blijven steken. Het gaat dan om reformatie van het heden, opdat er in ons leven die droefheid mag zijn over de zonde. Ons hart wordt dan met vernieuwende genade vervuld. Dat is tot de eer van God. Maar dan worden ons hart en leven ook vervuld met de heiligheid van Gods huis. Het krijgt liefde voor de Schriften en een hoogachting voor Christus en Zijn verdienste. Er is een strijd tegen de zonde en er zal een hongeren en dorsten zijn naar Christus en Zijn gerechtigheid.
De Zaligmaker hervormde het huis van Zijn Vader. Hij verlevendigde de kerk in tijden van diep verval. Maar, o wonder, de levende Christus gaat ook heden nog door met Zijn werk. Het is een bekerend werk, in harten van jongens en meisjes, van jongeren en van ouderen.
Dat is wat wij willen zien in onze derde gedachte: Wat die hervorming uitwerkt. Maar laten we eerst met elkaar gaan zingen, Psalm 99 vers 8:
Geeft dan eeuwig’ eer
Onze God en Heer’;
Klimt op Sion, toont
Eerbied, waar Hij woont,
Waar Zijn heiligheid
Haren glans verspreidt;
Heilig toch en t’ eren
Is de Heer’ der heren.
3. Wat die hervorming uitwerkt
Hij dreef hen allen uit de tempel, ook de schapen en de ossen; en het geld der wisselaars stortte Hij uit, en keerde de tafels om. En Hij zeide tot degenen die de duiven verkochten: Neemt deze dingen vanhier weg; maakt niet het huis Mijns Vaders tot een huis van koophandel.
Hoe kijken wij tegen dit optreden van de Heere Jezus aan? Wat is de heiligheid van de Heere en Zijn dienst en van Gods huis ons waard? In de kerk ontmoeten we Zijn majesteit. Daar moet Zijn majesteit, Zijn heerlijkheid ons voor ogen staan. Het gaat om de heilige tempeldienst, om Gods eer en heerlijkheid.
Dan moeten wij ook beschaamd ons hoofd buigen. Hoe vaak zijn onze gedachten ergens anders in plaats van bij Gods Woord, Zijn heiligheid en heerlijkheid? In onze gedachten zijn er hier in de kerk onder de preek al heel wat badkamers en keukens verbouwd, terwijl we met de heiligheid van God vervuld moeten zijn. Jongens en meisjes, zit jij in de kerk wel eens met je gedachten bij je huiswerk of bij de toetsen die er aan zitten te komen die week? Het kan ook zijn dat u als ondernemer aan de zorgen van uw bedrijf en de veilingprijzen denkt. Zo kan een ieder dat voor zichzelf invullen.
En dan komt de Heere Jezus in de tempel en wordt Hij vervuld met een toornengloed. Hij komt op voor de heiligheid en voor de eer van Zijn Vader. Kijk wat Hij doet! Hij grijpt in! Waar grijpt Christus in? Juist daar waar het om God zou moeten gaan, maar waar God verlaten en vergeten is. Als Hij ingrijpt, doet Hij een reinigend en een heiligend werk.
Wat is de reactie als de Heere Jezus zo de tempel in Jeruzalem reformeert? Wat werkt dat uit? In vers 17 lezen we: En Zijn discipelen werden indachtig dat er geschreven is: De ijver van Uw huis heeft Mij verslonden. De Heilige Geest maakte hen indachtig aan dat psalmwoord in Psalm 69 vers 10: De ijver van Uw huis heeft mij verteerd, ofwel verslonden. Het licht van het Woord valt over het werk van de Heere Jezus.
Dat Woord maakt in hun gedachten duidelijk dat het werk van Christus, Zijn komst en Zijn optreden, niet zoetsappig is. Nee, dat blijft verre daarvan, want het gaat over ijver. Wat is ijver? IJver betekent: toewijding, inzet. Maar het woordje ijver betekent hier: heilig vuur. Vuur verslindt, vuur verteert, vuur eet alles op.
De ijver van Uw huis heeft mij verteerd. Begrijpt u wat dat psalmwoord betekent? In Psalm 69 klaagt David het uit. Hij is opgekomen voor de eer van de Heere en juist omdat David voor de Heere opkwam is hij in grote nood terechtgekomen. Smaad, spot, verlating en vervreemding zijn nu Davids deel. David zegt eigenlijk: ‘Heere, ik ben voor U opgekomen en wat werkt dat uit? Ze hebben me verlaten. Ze hebben me bespot. Ik word gehaat en gehoond.’
Zo is Davids klacht ook profetie aangaande Christus. Want nog veel dieper dan voor David geldt dit woord voor Davids grote Zoon, de Heere Jezus Christus.
Zijn inzet, Zijn heilig vuur, Zijn ijver voor Zijn Vader en voor het huis van Zijn Vader en voor de zaligheid van Gods verkoren kerk, Zijn toornen tegen alles wat ontheiligd is door de zonde, daalt neer op Zijn eigen hoofd. ‘Mijn ijver voor Uw huis heeft Mij verteerd.’ Het heeft Christus verslonden. Het zal Hem alles kosten!
Begint u te begrijpen hoe we dat optreden van de Heere Jezus als de grote Hervormer in Jeruzalems tempel moeten zien? Dat is geen boosheid. Het gebeurde niet in een opwelling of uit razernij. Dit was geen drift.
Zijn discipelen hebben er iets van begrepen, vanuit het Woord dat tot hen sprak toen de Geest hen dat indachtig maakte. Ze zagen dat hier diepe liefde in schuilde. Zijn toorn is in liefde ontstoken en zo herstelt Hij de eer van God. Dat is het beeld van Christus hier in de tempel van Jeruzalem. Zo ziet die grote Hervormer er nu uit.
Dat beeld van Christus, van die grote Hervormer, zien we ook terug bij de mannen Gods die de Heere wilde gebruiken in de tijd van de Reformatie. Die ijver die Hem verteerd en verslonden had, zien we ook enigszins terug in het hart van de monnik Maarten Luther, toen hij de 95 stellingen uitschreef en ze publiekelijk bekendmaakte. Of toen hij de pauselijke banbrief had gekregen, waarin hij las dat de paus van Rome hem in de ban gedaan had. Wat deed Luther toen? Hij liet deze brief zien aan zijn studenten en zei: ‘Wat zal het zijn? De hel of het martelaarschap?’ En hij verscheurde de pauselijke banbrief. En op de Rijksdag te Worms stond Luther daar met God aan zijn zijde. Met die ijver van Christus in zijn hart: ‘Hier sta ik. Ik kan niet anders. God helpe mij.’
Zo heeft Calvijn gearbeid in Genève, met een heilige ijver. Het was zijn levensspreuk, zijn levensdevies: ‘Ik mag verteerd worden, als ik maar nuttig ben.’
En John Knox, het licht van Schotland, hij stond onverschrokken voor Mary Stuart, die de kerk zo bloedig heeft vervolgd. Melville vertelt over deze John Knox dat hij in het spreken tegen Mary Stuart zo scherp kon zijn dat hij de pen niet meer vast kon houden, omdat zijn handen zo beefden. Maar diezelfde donderende John Knox kon ook over zijn zoete Jezus spreken.
De ijver van Christus was in deze mannen. Zulke mannen gebruikte God toen om de kerk te reformeren. Geen zwaard, geen brandstapel hield hen tegen. De kerk van de Reformatie vertoonde het beeld van de Meester: De ijver van Uw huis heeft Mij verslonden.
Laten wij in die spiegel kijken. Er is veel in de kerk en in onze kerken wat niet tot de eer van de Eigenaar is. Maar laten we bij onszelf beginnen. Wat een verdeeldheid, ijveren voor het eigen gelijk, maar ook vermenging met en gelijkvormigheid aan de wereld. Wat is er veel dat met verdriet en met zorg vervult. Bezigheden en activiteiten genoeg, maar is het ook echte tempeldienst? Gaat het ons om God, om Zijn Naam, om Zijn eer? Wat brengen wij van de heilige tempeldienst terecht? Waar is de liefdedrang? Waar is de ijver voor de Heere en voor Zijn dienst?
De Bijbel roept ons niet op tot een islamitische jihad, maar de Bijbel spreekt van de Geest van Christus. Van de Geest van de Reformatie. Hier moet het om gaan. Hoe komt God aan Zijn eer en hoe vind ik een rechtvaardig God?
Daarom moet altijd het koopgeld uitgedreven worden en moeten er heel wat tafels ondersteboven gaan. Ook vandaag geldt: neem die dingen weg!
U vraagt zich af: waarom moeten er allemaal dingen weg? Opdat Christus alleen overblijft. Nee, niet wij, maar Christus alleen. Hij alleen brengt die heilige tempeldienst terecht. Daarom grijpt Christus al die schande, schuld en oneer aan, wat Hem straks op Golgotha Zijn leven kost. De ijver van Uw huis heeft Mij verslonden. Dan zal de dood Hem verslinden. Het graf zal Hem verslinden als Hij uitroept: Het is volbracht! (Joh.19:30)
En Zijn discipelen werden indachtig… Maar ook de Joden. De Joden antwoordden dan en zeiden tot Hem: Wat teken toont Gij ons, dat Gij deze dingen doet? Zij zullen er diep van onder de indruk geweest zijn. Ze hebben gedacht aan een teken. De Joden die daar stonden, omstanders, getuigen, en misschien wel de tempelautoriteiten voorop. Want er waren in die tijd tempelwachten die toezicht hielden, de zogenoemde tempelpolitie. Misschien stonden zij wel voorop.
De mensen staan perplex als ze zien wat de Heere Jezus doet. Er gaat gezag van Hem uit en dat moet diepe indruk op hen hebben gemaakt. Maar hebben ze het ook verstaan, dat teken? Ze roepen Hem ter verantwoording, omdat ze Hem naar Zijn bevoegdheid vragen.
Zo denk ik dat je Johannes 2 vers 18 moet lezen. Wat teken toont Gij ons? Wat voor bevoegdheid hebt U, om deze dingen te doen?
Dan mag het niet aan ons voorbijgaan wat de Heere Jezus daarop heeft geantwoord. Hij wijst op Zichzelf en wijzend op Zichzelf zegt Hij: Breek deze tempel. Ja, Zijn lichaam moet worden afgebroken. Hij moet de dood in, want het is niet genoeg dat de kopers en de verkopers uitgedreven zijn. Om werkelijk die heiligschennis van God en het huis van Zijn Vader te reinigen, te louteren en een volk bijeen te vergaderen tot die heilige tempeldienst, zal er méér moeten gebeuren dan het uitdrijven van de kopers en de verkopers. Jezus zegt: ‘Deze tempel, Mijn lichaam, zal afgebroken moeten worden.’
Niets en niemand zal God de eer, de roem en de glorie kunnen geven. Aan het herstel van Gods eer zal geen mens mee kunnen werken. ‘Dat zal Ik moeten doen’, zegt Christus. ‘Wat Ik hier heb laten zien is Mijn bevoegdheid. Dat is wat Ik op Mij heb genomen en daarom zal de tempel van Mijn lichaam worden afgebroken.’
Wat een diepe geestelijke les! Drie jaar later hebben de discipelen het pas begrepen. Leest u maar mee in vers 22: Daarom, als Hij opgestaan was van de doden, werden Zijn discipelen gedachtig dat Hij dit tot hen gezegd had; en zij geloofden de Schrift, en het woord dat Jezus gesproken had.
De woorden die Jezus toen sprak bij de reiniging van de tempel, had drie jaar achtereen als het ware slapend in hun ziel gelegen. Pas na Zijn opstanding uit de doden was er licht over opgegaan en verstonden ze wat de Heere Jezus toen gezegd had over Zijn tempel die afgebroken moest worden.
Gemeente, laten we maar niet te snel denken dat we geestelijk volwassen zijn. Dikwijls moeten we later de les van het spreken van de Heere nog eens overdoen, om de waarheid dieper te kennen en dieper te verstaan.
Wat verstonden de discipelen na Jezus’ dood en opstanding? Dat het niet ging om hun werk, om hun ijver. Niets van de mens – want dat schiet in eeuwigheid tekort – maar de afbraak van Zijn tempel (dat is het kruis) en de oprichting van Zijn tempel (dat is Zijn opstanding uit de doden).
Dat is het teken: kruis en opstanding. Dat is het leven van de genade, van het geloof, het leven van gereformeerde tempeldienst. We moeten leven uit de dood en de opstanding van de Heere Jezus Christus. Ligt daar uw leven, ligt daar jouw leven ook in?
Jezus niet mijn eigen kracht,
niet het werk door mij volbracht,
niet het offer dat ik breng,
niet de tranen die ik pleng,
schoon ik ganse nachten ween,
kunnen redden, Gij alleen!
Amen.
Slotzang: Psalm 69:14
Gij, hemel, aard’ en zee, vermeldt Gods lof;
Laat al wat leeft Zijn trouw en goedheid prijzen;
Want God zal aan Zijn Sion hulp bewijzen,
En Juda’s steên herbouwen uit het stof.
Daar zal Zijn volk weer wonen naar Zijn raad;
God eeuwig hun Zijn volle gunst betonen;
Daar zullen zij, Gods knechten met hun zaad,
Zij die Zijn naam beminnen, erf’lijk wonen.