Ds. R. Kattenberg - Zondag 26

De Heilige Doop

Het onderwijs door de Heilige Doop
De inhoud van de Heilige Doop
De instelling van de Heilige Doop
Aan deze preek zijn vragen toegevoegd n.a.v. de preek.
 

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 105: 3, 24
Lezen : Titus 2: 11-15 en 3: 1-11
Zingen : Psalm 89: 14, 15
Zingen : Psalm 65: 2
Zingen : Psalm 130: 2
Zingen : Psalm 74: 2

Gemeente, we geven onze aandacht aan Zondag 26 van onze Heidelbergse Catechismus, de vragen 69 tot en met 71:

 

Vraag 69: Hoe wordt gij in de Heilige Doop vermaand en verzekerd dat de enige offerande van Christus, aan het kruis geschied, u ten goede komt?

Antwoord: Alzo, dat Christus dit uitwendig waterbad ingezet en daarbij toegezegd heeft, dat ik zo zekerlijk met Zijn bloed en Geest van de onreinheid mijner ziel, dat is van al mijn zonden, gewassen ben, als ik uitwendig met het water, hetwelk de onzuiverheid des lichaams pleegt weg te nemen, gewassen ben.

 

Vraag 70: Wat is dat, met het bloed en de Geest van Christus gewassen te zijn?

Antwoord: Het is vergeving der zonden van God uit genade te hebben om des bloeds van Christus wil, hetwelk Hij in Zijn offerande aan het kruis voor ons uitgestort heeft; daarna ook, door de Heilige Geest vernieuwd en tot lidmaten van Christus geheiligd te zijn, opdat wij hoe langer hoe meer der zonden afsterven, en in een godzalig, onstraffelijk leven wandelen.

 

Vraag 71: Waar heeft ons Christus toegezegd dat Hij ons zo zekerlijk met Zijn bloed en Geest wassen wil, als wij met het doopwater gewassen worden?

Antwoord: In de inzetting des Doops, welke alzo luidt: Gaat dan heen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes (Matth. 28:19). En: Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden (Mark.16:16). Deze belofte wordt ook herhaald, waar de Schrift de Doop het bad der wedergeboorte en de afwassing der zonden noemt.

 

Het gaat in deze Zondag over: De Heilige Doop.

 

1. Het onderwijs door de Heilige Doop

2. De inhoud van de Heilige Doop

3. De instelling van de Heilige Doop

 

1. Het onderwijs door de Heilige Doop

 

Eigenlijk is de catechismus één grote lofzang. Eén groot doorlopend loflied op de genade van God. Het geloof voert onafgebroken de hoogste toon. Als je vraagt: ‘Hoe kan dat nu en hoe komt dat nu?’, dan kun je als antwoord geven dat dit komt omdat alle 51 Zondagen van de catechismus een uitwerking zijn van de eerste Zondag. In de eerste Zondag gaat het over de enige troost, beide in leven en sterven: dat ik niet meer het eigendom ben van mijzelf, maar van mijn getrouwe Zaligmaker Jezus Christus.

 

Kinderen, als je nu eens een tekening zou maken van alle 52 Zondagen, dan kon je dat als volgt doen. Je zet een stip op papier en trekt vanuit die stip eenenvijftig lijntjes daaromheen. Dan heb je de catechismus uitgetekend. Dat ene centrale punt, Zondag 1, is het vertrekpunt waaruit alle andere Zondagen voortkomen. Vanuit die eerste Zondag straalt zo’n volheid en zo’n rijkdom, dat je er steeds weer van onder de indruk moet komen.

 

Het wil niet zeggen dat de catechismus altijd op dezelfde manier overkomt. Als je het eerste stuk van de catechismus overdenkt, hoor je de lage tonen die het geloof laat horen in het stuk van de ellende. Als je wat verder komt, het stuk waar we nu in bezig zijn, hoor je de hoge tonen van de verlossing. Hoe je het ook wendt of keert, samenvattend mag je altijd zeggen: God is goed voor een slecht mens en dat is Hij alleen om Jezus’ wil.

Als u nu méér wilt horen dan ‘om Jezus’ wil’, dan weet ik niet waar u zijn moet. U kunt ook niet met minder af. Christus Jezus moet in het middelpunt staan van de bediening van het Woord, zoals Hij ook vanuit de catechismus tot ons komt. Het offer van Hem staat centraal.

Paulus zegt het steeds weer: Doch wij prediken Christus de Gekruisigde (1 Kor.1:23). Petrus zegt: En de zaligheid is in geen ander; want er is onder de hemel geen andere naam, die onder de mensen gegeven is, door welke wij moeten zalig worden (Hand.4:12). Hieruit komt nadrukkelijk naar voren dat Christus de enige Naam is.

 

Dat is de inhoud van het Woord, maar dat is ook de inhoud van de sacramenten. Wat je in en vanuit het Woord hoort, laat de Heere zien in de sacramenten. Dat is dubbelop. Er wordt in de sacramenten niet iets toegevoegd aan het Woord, maar ze onderstrepen het Woord. Ze tekenen het Woord als het ware uit. Zij verzegelen de beloften van het evangelie, zoals God het openbaart. De beloften van het evangelie - de vergeving van zonden en het recht op het eeuwige leven - worden des te duidelijker waar de sacramenten bediend en gebruikt worden.

Misschien herinnert u het zich vanuit uw jeugd, dat je als kind iets voorgeschreven kreeg en je dat op overtrekpapier moest overtrekken. Je volgde precies de lijntjes. Kinderen, misschien doen jullie dat ook wel als je een tekening wilt overtrekken. Zo laat de Heere nu ook in de sacramenten tekenen - overtrekken - wat ons in het Woord wordt aangereikt. En dat alles vanuit het kruis, het werk en het offer van Christus.

 

Als we het sacrament - het offer van Christus - voor ogen stellen, geeft dat voor het merendeel van de mensen geen problemen als het gaat over het Heilig Avondmaal. Wie denkt nu niet aan het lijden en sterven van de Heere Jezus, als het brood gebroken en de wijn vergoten wordt? Wie heeft daar niet aan gedacht, toen voor de laatste keer het Heilig Avondmaal bediend werd? Er is geen onduidelijkheid over dat het in het Heilig Avondmaal over het lijden en sterven van Christus gaat. De avondmaalstafel staat als het ware op Golgotha.

Is het met de bediening van de Heilige Doop niet heel anders, helaas? Ziet u het doopvont op Golgotha staan? Als de kinderen voor de doopsbediening worden binnengebracht, kost het u dan geen moeite om te denken aan Gethsémané? Denkt u daaraan, als de deur opengaat en de kinderen worden binnengebracht? Aan de nacht waarin Jezus verraden werd, aan Gabbatha, aan Pilatus, ja aan heel het lijden en sterven van de Heere Jezus Christus?

Wij reiken veel meer onze halzen en hoofden om de kinderen te zien, nietwaar? Hoe ze eruit zien, wat voor doopjurk ze aan hebben… Dat doen we eerder dan dat we de adem inhouden en denken aan het lijden en sterven van het Lam van God.

Dan moeten we zeggen dat we het helaas ver gebracht hebben om de Heilige Doop te laten verworden tot een aardige ceremonie. Aan een op zichzelf staand gebeuren, een plechtigheid met een beetje romantiek, wat sentiment, wat gevoeligheid, met alle franje eromheen.

 

De catechismus roept ons heel nadrukkelijk tot de orde en wil daar niet in mee. Want het geloof spreekt niet de taal van de romantiek, maar het geloof zingt de lofzang op de genade van God. Romantiek en geloof hebben niets met elkaar te maken. Het is totaal iets anders.

Als het hebt over ‘geloof en gevoel’, dan is dat iets anders. Maar bij ‘geloof en romantiek’ moeten we zeggen: nee, dat kan en mag niet samengaan. Als het gaat om de genade, wat is dan het middelpunt? Het gedoopte kindje? Centreert het zich daar omheen? Nee toch? Het gaat om het kruis van Christus, het Lam van God. Dat is waar het over gaat!

Dat is ook de reden waarom de Heilige Doop zo sober mogelijk moet worden gehouden. De nadruk valt op het water van de Heilige Doop. Het grootste van de genade van God komt tot ons in het water van de Heilige Doop, want dat is een afbeelding van het bloed van het Lam. Dan moeten we in verwondering en in aanbidding kijken naar wat God ons openbaart.

 

Gemeente, let daar op als de Heilige Doop weer bediend wordt in het midden van de gemeente. Let op Golgotha en op Gethsémané, opdat de vrucht van de bediening van de Heilige Doop uw deel mag zijn in de weg van bekering en geloof. Dit is geen verzinsel, maar we spreken de catechismus na, die het Woord - de Bijbel – na spreekt.

Wat zegt de catechismus? ‘Hoe wordt gij in de Heilige Doop vermaand en verzekerd dat de enige offerande van Christus, aan het kruis geschied, u ten goede komt?’

U begrijpt deze worden toch wel, gemeente? Onze jongens en meisjes kunnen dat ook begrijpen. Het gaat hier toch heel nadrukkelijk om het werk en het kruis van de Heere Jezus Christus?

U hoort mij niet zeggen dat de kinderen er niet toe doen. Maar wel alles naar zijn orde. De catechismus vraagt aandacht voor het water van de Heilige Doop, als een prediking van het bloed van het Lam van God. Het geloof ziet in het teken de ‘betekende’ zaak; een afgetekende, een afgebeelde zaak. Wat wordt er nu afgetekend? Waar wijst het water nu heen? Dat wijst naar het bloed van de Heere Jezus Christus. Dat is onze tekening van Hem. De Heere wil ons hierin eenvoudig onderwijs geven.

 

Als voorbeeld voor onze kinderen kunnen we het als volgt uitleggen. Als je buiten gespeeld hebt en je komt binnen om te eten, zegt je moeder tegen je: ‘Eerst je handen wassen, want die zijn vuil.’ Je handen moeten dus eerst met water gewassen worden, zodat ze schoon worden. En als je helemaal vies bent, moet je eerst in bad om helemaal gewassen te worden.

Wat zouden we toch moeten als we geen water hadden om onszelf schoon te maken, ‘om de onzuiverheid van het lichaam weg te nemen’, zoals de catechismus zegt.

De kinderen snappen ook dat we schoon moeten zijn voor de Heere en dat we gewassen moeten zijn van onze vuilheid voor God. We mogen de lijn zelfs doortrekken. Het gaat niet meer om een uitwendig waterbad, maar vanuit dat uitwendige waterbad wordt ons gewezen op de onreinheid van onze ziel, de binnenkant van ons leven.

 

De catechismus stelt ons de vraag: ‘Hoe wordt gij in de Heilige Doop vermaand deel te hebben aan het offer van Christus, dat het u ten goede komt?’

Dan luidt het antwoord: ‘Alzo, dat Christus dit uitwendige waterbad ingezet en toegezegd heeft dat ik zo zeker met Zijn bloed en Geest van de onreinigheid van mijn ziel, dat wil zeggen, van al mijn zonden gewassen ben, als ik uitwendig met het water, hetwelk de onzuiverheid van het lichaam pleegt weg te nemen, gewassen ben.’

Merkt u wel hoe het stuk van de ellende weer terugkeert? Dat is ook kenmerkend voor de catechismus. Het is niet zo dat de catechismus zegt: de ellende hebben we gehad, nu is die deur dichtgedaan en die gaat niet meer open. Gemeente, het element van de ellende blijft en dat lees je iedere keer weer terug in de catechismus. Net zoals het element van de verlossing; dat stuk vind je ook iedere keer terug in de gehele catechismus. Maar dat geldt ook voor het element van de dankzegging. Al deze drie stukken passen in elkaar.

 

De bediening van de Heilige Doop heeft Gods kinderen iets te zeggen. Het doet inwendig iets. Men belijdt zijn schuld. Als het goed is doe je belijdenis van je zonden. Een ieder van u overdenke bij zichzelf zijn zonden en vervloeking.

U zegt: ‘Maar dat komt uit het avondmaalsformulier.’  Inderdaad, maar het overdenken bij uzelf van uw zonden en vervloeking, geldt ook voor de Heilige Doop. Je moet dit overdenken voor het aangezicht van God, anders heb je geen zegen!

Dan kun je zeggen: ‘Het was een mooie dienst’, maar dat is niet hetzelfde als gezegend zijn, de ‘betekende’ zaak zien; het bloed van het Lam van God.

De bediening van de Heilige Doop grijpt diep in. Je komt oog in oog te staan met Adam buiten het paradijs. Wat een schuld bij het doopvont! David beweende het: ‘Het is niet alleen dit kwaad, dat roept om straf; neen, ‘k ben in ongerechtigheid geboren.’

De lijnen worden diep getrokken en het mes van de Heilige Doop snijdt tot op het bot van ons bestaan. De doop laat het horen: uit u geen vrucht meer in der eeuwigheid. Mensen, het is afgelopen met u! Dat leert u niet vanuit een doopjurk, maar dat leert u wel vanuit het water van de doop, als het goed is.

 

Maar dat niet alleen, want dan zouden de meisjes en jongens zeggen: ‘Wat schiet je daar nu mee op? Dan kan het alleen maar erger worden in je leven!’

Let op, dit is één kant van de zaak. Er is ook een andere kant. Want wie diep buigt, die mag hoog zingen. Dat blijkt ook hier. Het geloof belijdt het: ‘Ik ben gewassen van mijn ongerechtigheid in het bloed van het Lam en dat zie ik als de Heilige Doop bediend wordt.’ Dat tekent God u in de bediening van de Heilige Doop, door te zeggen: ‘Mijn kind, kijk nou: alle vuil is weg, alle ongerechtigheid is weg, want er is een Lam. Er is een Lam geslacht op Golgotha. Alle schuld is weg, alle zonden zijn weg, alle ongerechtigheden zijn weg!’

De Heere brengt u langs de kruisweg van het Lam en daar is nu juist de Geest van Christus werkzaam, Die u er als het ware bij roept: ‘Kijk hier nu eens, Mijn kind, de belofte van het evangelie: de vergeving van alle zonden en het recht op het eeuwige leven. U bent schoon gewassen. U bent volkomen rein!’

 

Meisjes en jongens, dan kom ik terug bij dat voorbeeld van zojuist. Wat zegt je moeder als je klaar bent met handen wassen? ‘Laat me eens kijken hoe je eruit ziet… Wat zie je er nu netjes uit! Dat heb je goed gedaan. Je bent helemaal schoon!’

Gemeente, met eerbied gesproken, dat roept God ook Zijn kinderen toe, als Hij zegt: ‘Ik zie geen zonde aan in Mijn Jakob en Ik zie geen overtreding aan in Mijn Israël.’

Denk erom, u moet dan wel ogen van het geloof hebben om te zien. Dat is heel ingrijpend, als de Heere u die troost van het evangelie vanuit de Heilige Doop laat prediken. Deze troost gaat u voorbij als u volhardt in ongeloof, als u niet buigt onder het zachte juk van Koning Jezus, als u de genade van God links laat liggen, als u zich niet bekeert. Daarom is de dringende roep van de hemel: bekeert u en gelooft het evangelie!

 

Misschien zit u daarmee, gemeente. Jullie ook, meisjes en jongens. Dan zegt de Heere: ‘Zit je daar nu mee? Overdenk eens wat er aan het begin van je leven is gebeurd, toen je net een poosje op de wereld was. Je vader en je moeder - als ze dat allebei beleven mochten - hebben je in de kerk gebracht om je te laten dopen.’ Toen heeft God gesproken. Jij kon alleen nog maar huilen en vieze luiers maken, maar God sprak toen al. De Heere sprak bij die doopsbediening al van Zijn genade.

Er zijn mensen die zeggen: ‘God moet de Eerste zijn.’ En dat is zo. Maar wilt u eens overdenken, gemeente: is God niet de Eerste in je leven als je gedoopt bent? U begrijpt me verkeerd als u denkt dat ik dit bedoel: dan kan ik de lijn zeker doortrekken, dan zit het met mij wel goed… Nee, dan denken we helemaal verkeerd. Maar als mensen zeggen: ‘God moet beginnen’, dan wil ik u direct de vraag stellen: is God dan niet al begonnen bij u? Heeft God Zijn Woord niet meegegeven? Heeft God niet Zijn hand op u gelegd, toen u als kind gedoopt werd, toen u nog geen besef had van zonde en schuld, toen er nog niks was in uw leven en u nog geen dadelijke zonde had voor het aangezicht van de Heere en de mensen?

Juist toen zag Hij al hoe het er van binnen uitzag bij u. Ook bij die kleine kindjes. Toen wees God al heen naar het offer van Christus. De Heere wil de Eerste zijn om Zich te verheerlijken, en Hij komt je voor met het offer van Christus, voordat je echt weet dat je een zondaar bent.

 

U moet God maar nooit meer de schuld geven. Dat doen mensen soms. Ze hebben prachtige bewoordingen en er is geen speld tussen te krijgen, maar ondertussen zeggen ze: ‘Ja, als God niks doet...’ Maar dan moet ik tot u zeggen: wat heeft God al niet gedaan in uw leven? Wat heeft Hij gedaan, juist in de bediening van de Heilige Doop? Laat Hij daarin niet de rijkdom van Zijn genade horen?

Meisjes, jongens, hoe kun je weten dat God het goede met je voor heeft? Dat kun je weten vanuit je doop. God laat Zijn rijkdom nader uitstallen, als Hij zegt: ‘Kijk eens wat je bij Mij allemaal kunt krijgen? Genade, bekering, geloof, vergeving van zonden, rechtvaardiging, heiliging, het eeuwige leven…’

 

Nu heb ik u een paar dingen genoemd die God u wil geven uit genade. En nu u, gemeente, meisjes en jongens. Wat geeft de wéreld jou? Een brommer, je werk, een diploma… Ik zal niet zeggen dat dit geen zaken zijn die meespelen in ons leven. We moeten ook door deze wereld heen en God geeft daar het nodige voor, maar kun je daar nu ook het leven mee uit?

Daarom oefent de Heere ook zo’n aandrang op je hart uit. De Heere zegt niet dat je die andere dingen niet hebben mag, voor zover ze maar binnen het Woord van God inpasbaar zijn. De Heere zegt wel dat dit tekort is om voor Hem te leven. Daarom zegt Hij: ‘Geef Mij je hart!’ Als de Heere je hart heeft, dan heeft hij ook je hand, je hoofd, je oog, je voet. Ja, dan heeft Hij je helemaal.

 

Wat laat de Heere nu zien als de doop bediend wordt? Hij laat daarin zien dat Hij zo graag je hart wil hebben. Hij laat het je horen. Hij laat het je tekenen dat daar het bloed en de Geest van Christus zijn tot reiniging van alle zonden. Het is tot blijdschap van God als u uw zonden belijdt, als u behoefte krijgt aan de genade van God en daarnaar gaat vragen.

Daarom moet de dienaar van het Woord proberen de rijkdom van Gods genade in alle heerlijkheid uit te stallen en dit zonder enige beperking, zonder menselijke beïnvloeding. Dat is best moeilijk en een hele opdracht. Anderzijds is het ook heel ontspannend. Over Gods genade kun je nooit te rijk spreken. Een mens kan daar wel verkeerd mee aan de haal gaan, maar dat is niet de verantwoordelijkheid van de dienaar van het Woord.

 

De kinderen onder ons kennen vast het bijbelverhaal van de knecht van Abraham. Hij wordt uitgezonden om een bruid te zoeken voor Izak. Wat neemt hij mee als hij op zoek gaat? Hij neemt vele prachtige dingen mee en als hij aangekomen is op de plaats waar hij een vrouw moet vinden, dan spreekt hij over die schatten en laat hij ze zien. Hierin wordt zichtbaar hoe rijk zijn heer is.

Zo is ook de dienst der verzoening, de markt van het evangelie. U bent door de deur van deze kerk naar binnengegaan, waar u hoort van een God Die zegt: Kijk eens goed, luister eens goed… het is voor niets, het is uit genade!’

De Heere laat u dit ook horen vanuit de bediening van de Heilige Doop, opdat zondaren het zouden belijden en het in geloof zouden uitspreken, waarvan we nu ook samen gaan zingen uit Psalm 65 vers 2:

 

               Een stroom van ongerechtigheden

               Had d’ overhand op mij;

               Maar ons weerspannig overtreden

               Verzoent en zuivert Gij.

               Welzalig dien Gij hebt verkoren,

               Dien G’ uit al ‘t aards gedruis

               Doet naad’ren, en Uw heilstem horen,

               Ja, wonen in Uw huis.

 

2. De inhoud van de Heilige Doop

 

Gemeente, heeft u er erg in gehad hoe u dit psalmvers vanuit Gód zong? Bekering schrijf je niet op rekening van een mens: ik heb dit en ik heb dat… ‘Welzalig dien Gíj hebt verkoren’, maar ook: ‘Die Ú doet wonen in Úw huis’.

Dat ziet allereerst op de priesters, die dienen mochten voor het aangezicht van de Heere. Maar het geldt ook voor de verlossing van mensen. Ook dat komt uit het hart van God vandaan. Dat is nu welbehagen. Dat is nu helemaal het werk van de Heere alleen. Daarom ligt het zo vast. Dan ligt het zó vast, dat de catechismus ook het hoogste woord mag hebben!

 

Wat is dat dan het hoogste woord? In dit verband is dat een woordje dat u misschien in eerste instantie zelf niet als eerste zou onderstrepen. Het gaat om het woordje ‘ben’. U kunt dat vinden halverwege antwoord 69: ‘Dat ik van al mijn zonden gewassen bén.’

Ik zal het u uitleggen aan de hand van het antwoord op de volgende vraag, vraag 70, waar u leest: ‘Wat is dat, met het bloed en de Geest van Christus gewassen te zijn?’ Het antwoord luidt dan als volgt: ‘Het is vergeving der zonden van God uit genade te hebben, omwille van het bloed van Christus, hetwelk Hij in Zijn offerande aan het kruis voor ons uitgestort heeft.’ Dat is het eerste.

Waar ik de nadruk op wil leggen is dit: hier wordt niet gesproken in een wensende vorm. Voor veel mensen is dat best een moeilijke materie; het zeker weten van de vergeving van de zonden. Ik zeg ook niet dat het een bijkomstigheid is, maar we moeten wel Bijbels spreken.

 

De catechismus staat allereerst in de lijn van de Schrift, maar ook in de lijn van de Reformatie, als er staat: ‘Dat ik van al mijn zonden gewassen bén.’ Dus geen wensende vorm, ook geen toekomende tijd, maar hier worden féiten beleden. Hier wordt gezegd: zo is het!

Dat zegt een kind van God wel meer dan eens met knikkende knieën en misschien met veel vrees in het hart en met aanvechting van alle kanten. Op dat moment zit de duivel niet stil om u in te fluisteren: ‘Denk erom dat je dat niet zegt, want dat betekent je dood! Ik zal je zo in de hoek drijven dat je daar niet meer uitkomt.’

Toch wordt het gezegd, gemeente, vanuit het geloof, vanuit het ‘nochtans’ van het geloof. Zo wordt God de eer gegeven. Zo wordt Zijn Naam grootgemaakt, want dat is bepalend.

Misschien zegt u: ‘Ja maar, ik voel het niet, ik beleef dat niet zo.’ Nu, dat zij dan zo! Wilt u dichtvaren op uw gevoel, op uw beleving, of vindt het geloof houvast in de beloften van God? Als u op uw gevoel uitvaart, dan wordt het een soort knopen tellen, van ja, nee, ja, nee, ja, nee… De belofte van God ligt altijd vast. Daarom moet u het ook niet zoeken in uw gevoelens of in uw doorleving, maar u moet zien dat u de vastheid vindt in het Woord van God en in de belofte van God.

 

Zo wil de catechismus hier ook een heel pastorale handreiking doen aan de zwakgelovige, aan de minst gevorderde, aan een mens die nog maar pas op de weg van de Heere is. De catechismus wil een pastorale handreiking doen aan mensen die worstelen voor het aangezicht van God met de vraag of dat nu ook de werkelijkheid van hun leven is. Daar moet je ook alle aandacht aan geven.

 

Er zijn ook mensen die zeggen: ‘Waar maak je je zorgen over? Nee, dat moet je gewoon geloven, dan is het voor elkaar. Daar hoef je je geen zorgen over te maken, hoor.’ Die mensen blijven steken in een stuk oppervlakkigheid, omdat ze zeggen dat het toch voor zondaren is. Nou, dat ben ik toch, een zondaar, een kind van Adam? Het is dus ook voor mij. Dit zijn mensen die heel snel klaar zijn met dit alles en zeggen dat je er niet zo moeilijk over moet doen. Jammer genoeg zeggen zij dat ook nog tegen mensen die er mee worstelen. ‘Je hebt toch belijdenis gedaan? Dan kun je toch ook aan het Heilig Avondmaal? Geloof nu maar wat de Heere gezegd heeft.’

 

Een keerzijde is dat je ook niet kunt zeggen: ‘Je moet níet geloven wat de Heere gezegd heeft.’ Maar als je de Bijbel eerlijk leest, dan merk je al lezend hoe de oprechten van hart daar hun strijd mee gekend hebben. Paulus is toch niet de minste in het koninkrijk der hemelen. Hij wist van de genade van God. Hij worstelt er ook mee als hij zegt: Ik ellendig mens (Rom.7:24).

Voor alle heiligen geldt dat ze niet zomaar kunnen zeggen: ‘Nu ben ik er.’ Ze krijgen het meestal ook niet kloppend. In de Schrift lezen we dat het geloof een genade is die aangevallen wordt. Psalm 89 spreekt over het strijdperk van dit leven. Het is niet zomaar, meisjes en jongens, dat je kunt zeggen dat het van een leien dakje of vanzelf gaat.

Soms lijkt het wel eens even zo. Misschien kent u het voorbeeld van één van de Erskines, die in zijn preek eens het volgende zei: ‘Dan denk ik dat ik me uit kan strekken op een bed van rozen.’ Wat denkt u? Dat is aardig liggen, toch? Het ruikt nog lekker ook, het ligt zacht… Erskine zegt dan verder: ‘Maar God heeft er een doorn in verborgen.’ Ik hoef niet te vertellen hoe dat voelt, als je op een doorn of punaise gaat zitten of liggen. Je springt omhoog. Vanuit dit voorbeeld hoop ik dat u begrijpt dat er nooit rust is. Er kan zoveel afkomen op Gods genade in het leven. De rust is altijd elders. Zeg de kinderen Israëls dat zij voorttrekken (Ex.14:15).

 

Het formulier van de Heilige Doop zegt: ‘En als wij somtijds uit zwakheid in zonden vallen, zo moeten wij aan Gods genade niet vertwijfelen, noch in de zonden blijven liggen, overmits de doop een zegel en ontwijfelbaar getuigenis is, dat wij een eeuwig verbond met God hebben.’

Daar wil de Heilige Geest heenleiden naar het water van de Heilige Doop, als teken van het bloed van het Lam. Dan zegt de Heere: ‘Mijn kind, in je aanvechting, in het prille begin van het leven van het geloof, als zwakke in het geloof, wil Ik het u leren dat u uw zekerheid niet moet zoeken in alles wat u ondervindt, in al de omstandigheden van dit leven. Je blijft dan geslingerd van het één naar het ander.’

De Heere zegt: ‘Kijk nu eens, Ik laat je niet alleen uit Mijn Woord hóren, maar je mag het nu ook zíen, als de Heilige Doop bediend wordt. Je mag dan bij de naam van het kindje dat gedoopt wordt, je eigen naam in gedachten nemen.’

Dat wil niet zeggen dat we afstand nemen van dat kindje. Maar je mag het ook op jezelf betrekken. Daar wil de Heere je bij stilzetten: ‘Kijk, dat is dertig, veertig, vijftig jaar geleden ook gezegd; toen werd jóuw naam bij de doopsbediening genoemd. Daar heb Ik toen uitgeschreven: Ik wil de God van je leven zijn, maar Ik kán ook de God van je leven zijn, om het offer van Mijn Zoon, de Heere Jezus Christus.’

De Heere zegt het u: Ik ben de Heere, uw God. Iedere zondagochtend hoort u dat terug in het voorlezen van de wet, als er gelezen wordt: Ik ben de Heere, uw God (Ex.20:2).

 

Het is niet voor niets, gemeente, dat het doopsformulier zegt dat we onze reinigmaking en zaligheid buiten onszelf moeten zoeken, in het bloed van Christus en in Zijn gerechtigheid en offer. Dat moet iedere keer opnieuw gezegd worden. Dan is het een zegen als naast het Heilig Avondmaal ook regelmatig de Heilige Doop bediend wordt. Dan zie je er als gemeente ook naar uit dat er kinderen geboren worden in het midden van de gemeente. Dat zij meebouwen aan het koninkrijk van God. Nee, dat is geen wisseltrekking op de eeuwige bestemming van de kinderen die komen zullen. Dat is niet in onze hand, maar de Heere wil zo wel Zijn koninkrijk bouwen.

 

Ik weet dat dit onderwerp moeilijk kan zijn, als er kinderloze echtparen zijn, die de Heere heilig lastig vallen om hun huwelijk bekroond te zien met de kinderzegen.

Andere echtparen bij wie de kinderen kort op elkaar volgen, zeggen: ‘Heere, hoe moeten we het nu allemaal op een rijtje krijgen?’ Ze vragen zich af hoe zij daarmee moeten omgaan.

Gemeente, als we ervan overtuigd zijn dat we mee mogen bouwen aan het koninkrijk van God, dan mogen we het ook in de handen van de Heere geven, ja toch? Dan zeg je wel eens: waar zijn de grote gezinnen vandaag? Zijn we dan zelf de balans aan het opmaken en rekenen we: dit kan wel en dit kan niet?

 

De Heere laat de doop bedienen, opdat het geloof van Zijn heiligen gesterkt zal worden. Daaromheen ligt een heel veld en van tijd tot tijd moeten we het daar ook over hebben in de prediking. De belofte van het evangelie wil de Heere des te meer overdrukken in de weg van het geloof. Dan ben je er zo bij betrokken, dat je ook in enige mate zicht hebt op wat de dichter zingt in Psalm 130 en wat wij nu samen gaan doen uit het tweede vers:

 

               Zo Gij in ‘t recht wilt treden,

               O Heer’, en gadeslaan

               Onz’ ongerechtigheden;

               Ach, wie zal dan bestaan?

               Maar neen, daar is vergeving

               Altijd bij U geweest;

               Dies wordt Gij, Heer’, met beving,

               Recht kinderlijk gevreesd.

 

3. De instelling van de Heilige Doop

 

We lezen in vraag 71: ‘Waar heeft ons Christus toegezegd dat Hij ons zo zekerlijk met Zijn bloed en Geest wassen wil, als wij met het doopwater gewassen worden?’

Het antwoord luidt: ‘In de inzetting des Doops, welke alzo luidt: Gaat dan heen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes (Matth.28:19). En: Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden (Mark.16:16).’

 

Gemeente, het derde element is de inzetting van de Heilige Doop, opdat we de Heilige Doop hoog zouden waarderen. De catechismus bindt dit antwoord op ons hart. Net zoals het Heilig Avondmaal is de Heilige Doop een instelling van Christus. Zo moeten we het wel tot ons laten komen. Het is niet iets wat mensen bedacht hebben. We hebben het gelezen uit Mattheüs 28 dat de Heere Zelf zegt: Gaat dan heen.

Deze opdracht is al heel bijzonder. Het komt bij God vandaan. Als wij heengaan in de dienst van de Heere, in wat voor werk of wat voor bezig zijn dan ook, dan is dat werk ondergeschikt aan Gods bevel. Gaat dan heen, dat wil zeggen: ga er op uit onder alle volken. Daarmee is de grens van Israël doorbroken. We lazen dat de zaligmakende genade verschenen is aan alle mensen. Nu zendt Jezus Zijn discipelen er op uit met de woorden: Gaat dan heen. Dat is de opzoekende liefde van God. Daar hebt u weer het welbehagen, de verkiezende liefde van God in Jezus Christus.

 

Nooit zal iemand vanuit zichzelf naar God vragen. Paulus zegt het in Romeinen 3: ‘Er is er niet één die God zoekt!’ U niet, jij niet, ik niet, niemand! Maar God, Díe zoekt het verlorene. God Zelf vraagt naar afkerige mensenkinderen en dat doet Hij onder alle volken: Gaat dan heen onder alle volken. Er is niet één volk te zondig, te goddeloos, te slecht of te ver afgeweken. U ook niet. Wij behoren ook tot ‘alle volken’. De Heere heeft niet gezegd: ‘Ga overal heen, maar ga niet naar deze gemeente in Nederland.’ Dat moet ons verootmoedigd en klein maken.

 

De Heere komt tot ons met de prediking, tot vergeving van al onze zonden. Meisjes, jongens: de Heere geeft je de doop mee als een pleitgrond voor Zijn aangezicht. ‘U hebt het toch Zelf gezegd, o God. Wilt U dan ook doen wat U beloofd hebt?’

De Heere is het niet verplicht en we kunnen de Heere niet onder dwang zetten, maar we mogen de Heere wel Zijn eigen Woord voorhouden. Belijd maar: ‘Het is recht, Heere, als U nooit, nooit meer naar mij om zou zien.’ Dat is niet makkelijk, dat is moeilijk. We hebben geen recht om te zeggen dat het aan God ligt. Maar waar we de Schrift lezen, daar laat Hij het horen dat je op Hem niet tevergeefs een beroep zult doen.

‘Ja maar, ik vraag al zo lang en er gebeurt niks…’ Nou, misschien komt het pas een minuut voordat je sterft. Dan heb je het nog niet verdiend. Het is ook niet om jouw roepen, maar de Heere heeft wel gezegd dat op uw noodgeschrei, Hij grote wonderen doen zal.

God heeft recht op je! Daar getuigt het gedoopte voorhoofd van. Maar als er iemand in ons midden is die het teken van de Heilige Doop niet heeft ontvangen, dan laat de Heere het vandaag toch ook aan jou horen: ‘Kijk eens, er is een weg van leven; een weg van genade.’ Dan komt het niet allereerst op de vraag aan of je gedoopt bent, maar dat de Heere je Zijn Woord meegeeft in je leven.

 

U zult er met mij van overtuigd zijn dat de moordenaar aan het kruis nu zit aan de grootste avondmaalstafel die u ooit maar bedenken kunt. Maar hij heeft hier, op deze aarde, nooit aan het avondmaal deelgenomen en is misschien ook niet besneden of gedoopt geweest. Het sacrament is niet bepalend, maar de genade van God is bepalend.

 

God is wel een God van orde. En zo komen we van het één bij het ander. Als u er maar goed erg in hebt dat je altijd maar weer in het centrum uitkomt. En dat centrale punt is: Christus!

 

Amen.

 

 

Slotzang: Psalm 74: 2

 

Herdenk de trouw, aan ons voorheen betoond;

Denk aan Uw volk, door U van ouds verkregen;

Denk aan Uw erf, het voorwerp van Uw zegen;

Aan Sions berg waar G’ eertijds hebt gewoond.

 

 

 

De Heilige Doop

 

                        1. Het onderwijs door de Heilige Doop

                        2. De inhoud van de Heilige Doop

                        3. De instelling van de Heilige Doop

 

Gespreksvragen Heidelbergse Catechismus (=HC)

Je kunt enkele of alle vragen nemen als uitgangspunt om de preek te overdenken of te bespreken.
 

1.    Christus Jezus staat in het middelpunt van de bediening van het Woord, in de HC en in de sacramenten. Op welke Bijbeltekst(-en) is dat gegrond?

2.   De sacramenten tekenen het Woord uit en verzegelen de beloften van het Evangelie. Hoe dan?

3.  Zowel de avondmaalstafel als het doopvont staan op Golgotha. Wat wordt daarmee bedoeld? Klopt dat wel volgens de HC? Wat betekenen de avondmaalstafel en het doopvont voor jou?

4.   Waarom moet de Heilige Doop zo sober mogelijk worden gehouden?

5.   Het geloof ziet in het teken de ‘betekende’ zaak. Licht dit eens toe?

6.   Iemand zegt tegen jou: ‘het was een mooie doopdienst.’ Hoe zou jij daarop reageren?

7.   Wat betekent: ‘wie diep buigt, mag hoog zingen’?

8.   Reageer op de volgende uitspraken:

-God was de Eerste in mijn leven toen ik gedoopt ben, daarom zit het met mij wel goed.

-In mijn Doop is God met mij begonnen.

9.   De Heere zegt: ‘geef Mij je hart.’ Wat is dat eigenlijk?

10. In deze HC zondag wordt niet in wensende vorm of in de toekomende tijd gesproken. Hoe dan wel?

11. Ds Erskine zei over het geloof: ‘Dan denk ik dat ik me uit kan strekken op een bed van rozen. Maar God heeft er een doorn in verborgen.’ Wat bedoelt hij daarmee?

12. In het formulier van de Heilige Doop staat: ‘En als wij somtijds uit zwakheid in zonden vallen, zo moeten wij aan Gods genade niet vertwijfelen, noch in de zonden blijven liggen, overmits de doop een zegel en ontwijfelbaar getuigenis is, dat wij een eeuwig verbond met God hebben.’ Probeer in eigen woorden weer te geven wat dit betekent. Voor wie is dit een troost?

13. Het laatste jaar worden er wel vaak doopdiensten gehouden. Hoe zie jij dat?

16. Gaat dan heen (Mt.28:19). Wat heeft dat ons te zeggen?

15. ‘De Heere geeft je de doop mee als een pleitgrond voor Zijn aangezicht.’ Wat betekent dit en hoe moet je daarmee omgaan?

16. Wat zeg je tegen iemand die (nog) niet gedoopt is?

 

Voor de kinderen

 

a.  Met overtrekpapier kun je iets moois namaken. Waarom worden de sacramenten in de preek vergeleken met overtrekpapier? Jouw papa of mama helpt je wel met deze vraag.

b.  Mag jij met vuile handen gaan eten? Wat doet je moeder als je helemaal vuil bent geworden en jullie willen gaan eten? Wat doet de Heere Jezus als Zijn kinderen helemaal vuil van de zonde zijn?

c.  Waarom worden kinderen met water gedoopt?

d.  Waarom moeten kleine kinderen gedoopt worden? Wat betekent het voor de kinderen dat ze gedoopt zijn?

e.  Wat is jouw doopnaam? Wat zei de dominee bij je doop nadat hij jouw doopnaam had uitgesproken? Hoe vind je dat?