Ds. D. Rietdijk - Zondag 25

De Heilige Geest, de Werkmeester van het geloof

De verkondiging
De sacramenten
De doop en het avondmaal
Deze preek is eerder gepubliceerd in ‘De Heidelbergse Catechismus’ van ds. D. Rietdijk en ds. C.G. Vreugdenhil (Uitg. Groen, 1998).

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 106: 1, 3
Lezen : Markus 7: 24-37
Zingen : Psalm 27: 1, 3, 7
Zingen : Psalm 107: 1
Zingen : Psalm 105: 21, 22

Gemeente, wij willen met elkaar de vijfentwintigste zon­dagsafdeling van onze Heidelbergse Catechismus gaan overdenken:

 

Vraag 65: Aangezien dan alleen het geloof ons Christus en al Zijn weldaden deelachtig maakt, vanwaar komt zulk geloof?

Antwoord: Van de Heilige Geest, Die het geloof in onze harten werkt door de verkondiging des heiligen evangelies, en het sterkt door het gebruik van de sacramenten.

 

Vraag 66: Wat zijn sacramenten?

Antwoord: De sacramenten zijn heilige zichtbare waartekenen en zegelen, van God ingezet, opdat Hij ons door het gebruik daarvan de belofte des evangelies des te beter te verstaan geve en verzegele; namelijk dat Hij ons vanwege het enige slachtoffer van Christus, aan het kruis volbracht, vergeving der zonden en het eeuwige leven uit genade schenkt.

 

Vraag 67: Zijn dan beide, het Woord en de sacramenten, daarheen gericht of daartoe verordend, dat zij ons geloof op de offerander van Jezus Christus aan het kruis, als op de enige grond onzer zaligheid, wijzen?

Antwoord: Ja zij toch; want de Heilige Geest leert ons in het evangelie en verzekert ons door de sacramenten, dat onze volkomen zaligheid in de enige offerande van Christus staat, die voor ons aan het kruis geschied is.

 

Vraag 68: Hoeveel sacramenten heeft Christus in het Nieuwe Verbond of Testament ingezet?

Antwoord: Twee, namelijk de Heilige Doop en het Heilig Avondmaal.

 

Het thema van de preek is: De Heilige Geest, de Werkmeester van het geloof.

 

Het gaat in deze  Zondag over de Heilige Geest en de weg der middelen. We gaan op drie dingen letten:

1. De verkondiging

2. De sacramenten

3. De doop en het avondmaal

 

1. De verkondiging

 

Wij hebben gelezen uit Markus 7. In die geschiedenis gaat het over een dove man, die moeilijk sprak. Zij, de mensen die daarbij waren, baden dat de Heere Jezus Zijn hand op hem leggen zou. Jezus nam hem uit de schare apart en stak Zijn beide vingers in de oren van die man en na op Zijn vingers gespuwd te hebben, raakte Hij de tong van die man aan. En dan staat er dat de Heere zuchtte. Opwaarts ziende naar de hemel, zuchtte Hij (Mark.7:34).

Nu zijn er mensen die zeggen: ‘Dat heeft de Heere gedaan, omdat Hij hier geconfronteerd werd met het grote leed van die man.’ Maar toch, als de Heere Zijn ogen opheft naar de hemel en zucht, dan is dat niet vanwege het grote leed waarmee Hij in aanraking komt. De Heere Jezus is hier bezig in de middellijke weg. Als Hij met Zijn vingers de oren van die man aanraakt, wil de Heere eigenlijk zeggen: ‘Ik ga jou het gehoor teruggeven.’ Als de Heere met Zijn vinger de tong van die man aanraakt, dan zegt Hij: ‘Ik ga jou de spraak teruggeven.’ Dan zucht Hij tot de Vader. Hij heft Zijn ogen op naar de hemel en zucht. Hij bidt tot de Vader. In die voorbe­de neemt de Heere die dove man mee naar de Vader. Als Hij hem bij God gebracht heeft, spreekt Hij het woord ‘Effatha’. Dat is een Aramees woord en het betekent: Word geopend!

En dat ‘Word geopend’ gaat niet alleen over het oor van die man en over zijn spraakvermogen, maar dat gaat over de hele mens. Geopend voor God en geopend voor het evangelie. Hij wordt niet alleen naar het lichaam gehol­pen, maar de Heere helpt ook naar de ziel. De Heere doet dat in de weg der middelen.

De Heere had vanzelfsprekend direct kunnen zeggen ‘Effatha’, en de man zijn spraak en gehoor kunnen teruggeven. De Heere is toch de Almachtige? Maar Hij doet dat niet. Hij gaat de weg der middelen. Eerst de vingers in de oren, dan de vinger op zijn tong en vervolgens het gebed naar de hemel en ten slot­te het Effatha: Word geopend.

 

De Heere werkt altijd middellijk. Daar gaat het over in Zondag 25. Wij gaan daarin luisteren naar de genademiddelen. Deze worden in verband gebracht met het geloof.

Hoe komt onze catechismus daarop? Wel, de catechismus heeft met ons het geloof behandeld vanaf  Zondag 7 tot en met Zondag 23. De catechismus heeft het wezen van het geloof laten zien. De catechismus heeft de inhoud van het geloof aan de hand van de Twaalf Artikelen behandeld. En niet alleen dat, maar hij heeft ook de baten van het geloof laten zien, namelijk dat ik recht­vaardig ben voor God en dat alleen door dat oprechte geloof in Jezus Christus.

Hij heeft ook laten zien dat niets anders dan het geloof in Christus ons recht­vaardig voor God kan doen zijn en dat onze werken niet meetellen. Die doen niet mee en die kunnen ook niet bijdragen, omdat zij onvolkomen en met zonde bevlekt zijn. Dus alleen het geloof rechtvaardigt voor God, niets anders.

 

Ik heb wel eens het gevoel dat in onze dagen het woord ‘geloof’ niet hoog aangeschreven staat en dat we het geloof maar liever een beetje wegdrukken uit ons spraakgebruik, ook uit het kerkelijk spraakgebruik. Daarover moet je niet zoveel spreken. Toch is het een voluit bijbels woord. De catechismus heeft daarover in Zondag 7 tot en met Zondag 23 gesproken. Daarom, wat is dat geloof belangrijk! Dat maakt een mens zalig. En zon­der dat geloof, zegt de Bijbel, blijft de toorn Gods op ons. Daarom is dat zo’n gewichtig leerstuk.

 

Hoe komt u aan dat geloof? ‘Vanwaar komt zulk een geloof dat ons Christus en al Zijn weldaden eigen maakt?’ Gemeente, dat is een belangrijke vraag. Misschien leeft die in uw hart. Wat zou het geweldig zijn als u zo met de catechismus hebt meegelezen van Zondag 7 tot en met Zondag 23. Wanneer u niet alleen spitsvondige dingen te berde brengt, maar vanuit uw hart vraagt: ‘Hoe kom ik nu aan zo’n geloof? Want als ik dat geloof mis, dan mis ik alles, dan mis ik God en Christus, dan mis ik vergeving van de zonde en het eeuwige leven, dan heb ik niets.’

Het zou best kunnen zijn dat die gedachte in uw hart leeft en dat u dan met de vraag worstelt: ‘Hoe kom ik nu aan zulk een geloof?’

Dat is een vraag die van levensbelang is. Een vraag voor ouderen en een vraag voor jongeren. Leeft die vraag bij u? Onderzoek je eens, jongens en meisjes. Is dat een vraag van je hart? Hoe kom ik aan zo’n geloof, dat mij rechtvaardigt voor God? Want daar geeft de Heere een antwoord op in Zijn Woord. ‘Dat werkt de Heilige Geest’, zegt het antwoord van onze catechis­mus, ‘door de verkondiging van het heilig evangelie.’

 

De Heilige Geest werkt het door middel van de verkondi­ging van het heilig evangelie. Daar is God aan het werk, daar is het alles hei­ligheid. De verkondiging van het evangelie werkt het geloof in ons hart. De Troos­ter, die andere Trooster, Die hier op de aarde kwam, werkt dat geloof. En gemeente, de zondagse preek, de dienst van het Woord, dat is die verkondiging van het heilig evangelie. De gemeente van God en de verkondiging van het Woord is de werkplaats van de Heilige Geest. Die plaats kunt u bezoeken en die plaats moet u bezoeken om dat geloof te ontvangen. Als u daar niet komt of als u daar niet altijd komt of als u daar zonder belangstel­ling komt, dan moet u daar niet veel van verwachten.

Gaan we biddend op? Gaan we tweemaal op? Gaan we op met belangstel­ling? Vragen we: ‘Heere, zou ik U daar mogen ontmoeten?’ Moeten we dan om het geloof naar de kerk? Ja, gemeente, tweemaal. Misschien denkt u: ‘Ja, dat zegt die catechismus van vierhonderd jaar geleden, een wat antiek boekje.’ Nee, dat verzint de catechismus niet zelf, maar daar spreekt de Bijbel van.

 

Neemt u Handelingen 2 maar. Daar leest u van de Heilige Geest, Die volop in actie komt in Jeruzalem bij de schare die daar bijeen is. Die honderdtwintig mensen hebben met elkaar gebeden. Dan komt de Geest in de tekenen van dat geweldige geluid van de wind en van die tongen als van vuur. Dan komt de Geest als de Geest van Christus en Die zal werken door middel van de prediking. Als een storm­wind, als een orkaan gaat Hij vrijmachtig en soeverein Zijn weg.

Dan gaan de apostelen de straat op en verkondigen het heilig evangelie, de grote werken van God, in Jeruzalem. Het evangelie, dat zijn de grote werken die God in de Heere Jezus Christus verricht heeft. Die gaan ze verkondigen. Petrus is daarin voorgegaan. Hij heeft een gewone preek gehouden, zelfs een lange preek, want u moet bedenken dat wat wij in Handelingen 2 vinden, slechts een uittreksel is. Een preek met een schriftuurlijke grondslag, want hij neemt een tekst en die tekst gaat hij uitleggen door andere teksten uit de Bij­bel te nemen en daarmee zijn preek te onderbouwen. Het eenvoudige, onopgesmukte Woord van God deed door de Heilige Geest zijn werk. Want als Petrus als met een speerstoot scherp eindigt met de woorden: Deze Jezus, Die gij gekruist hebt (Hand.2:36), dan doet die ene preek van Petrus zijn werk. Drieduizend mensen worden op die dag toegebracht tot de gemeente die zalig wordt.

Zij vragen: ‘Wat moeten we doen?’ Ze weten de weg niet. Zij zien niet hoe het moet; het zijn mensen die hopeloos met zichzelf in de war geraakt zijn, die niets meer weten. Die mensen wordt gewezen op de enige weg: Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in de Naam van de Heere Jezus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave van de Heilige Geest ontvangen (Hand.2:38). Er worden op die dag drieduizend gedoopt van degenen ‘die dan zijn woord gaarne aannamen’.

 

Heel het boek Handelingen door vindt u de activiteit van de Heilige Geest door de prediking van het heilig evangelie. Het evangelie gaat uit naar alle landstreken. In Handelingen 16 komt het zelfs naar Europa toe. Paulus spreekt in Filippi. En daar op een plaats bij de rivier wordt het hart van Lydia geopend en ze gaat acht geven op het gesprokene.

In Romeinen 10 schrijft de apostel Paulus, als hij terugziet op zijn leven en kijkt naar hetgeen er gebeurd is en hoe het Woord van God wies: Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods (Rom.10:17). ‘Het Woord van God wies’, dat is zo’n kenmerkende uitdrukking in de Handelingen en dat wil zeggen: het breidde zich uit als een olievlek.

En hoe zullen zij geloven, indien het hun niet gepredikt wordt? Het geloof is uit het gehoor.

 

Dat is precies hetzelfde als wat hier onze catechismus zegt: ‘Van de Heilige Geest, Die het geloof in onze harten werkt door de verkondiging van het heilig evangelie.’

Moet dat nu op die wijze, zo zou je kunnen vragen, want de Heilige Geest is toch machtig om het geloof in ons hart te werken zónder het Woord? Hij is toch de almachtige Geest? Hij is toch God, met de Vader en met de Zoon? Kan Hij dat niet onmiddellijk, zonder prediking doen?

Er zijn mensen die zo hebben gedacht, de dopersen bijvoorbeeld. Deze stroming had je in de tijd van de Reformatie en daarvan zijn de geschiedenissen ons bekend. Geschiedenissen met veel mislukking. Heel de stroming van de dopersen is totaal mislukt. Mensen met inwendig licht en hoorbare stemmen, mensen met dromen en visioenen, die tot de grootste en grofste zonden zijn vervallen, zoals Jan van Leiden in Münster.

Die doperse stroming vindt u ook in ons land nog terug. Niet alleen in de officiële doopsgezinde gemeenten, want daar is het baptisme, zoals men dat had in de dagen van de Reformatie, niet meer te vinden. Deze zijn eerder vrijzinnig geworden. Maar de doperse stro­ming vindt u nu ook in de gereformeerde gezindte. Veel mensen leven bij wonderlijke dingen, maar niet bij het Woord van God. Maar, gemeen­te, onze catechismus is door en door reformatorisch. Hij leert met  de reformatoren dat de Heilige Geest werkt door de verkondiging van het heilig evangelie.

De dopersen waren mensen met zeer veel gevoel voor over-geestelijke zaken. Zij baseerden zich op inwendig licht. Maar de Reformatie heeft op grond van het Woord van God beleden dat de Heilige Geest werkt door middel van de prediking van het Woord.

 

Kan de Heilige Geest het dan niet zonder het Woord? Natuurlijk wel. Denk aan zeer jonge kinderen die vroeg sterven en de Heere neemt ze op in de eeuwige heerlijkheid. Die kinderen waren niet in staat om het evangelie te horen, maar de Heere maakt ze toch zalig. Zij zijn wederom geboren. Zij hebben een nieuw hart gekregen en zij zijn ook gewassen in het bloed van de Heere Jezus. Zij worden ook door Christus zalig. Natuurlijk! Hoe dat gaat? Dat weten wij niet. Dat is de almacht van de Heilige Geest, Die in die jong gestorven kindertjes werkt. Dat werk van Gods genade is voor ons een verborgenheid.

 

Je hebt ook mensen en kinderen die een preek moeilijk kunnen begrijpen, die beperkt zijn in hun verstand, die niet zoals wat wij noemen normaal begaafden naar de prediking kunnen luisteren. Dacht u dat de Heere in die mensen niet kon werken? Dacht u dat de Heere daar niet de Zijnen uit zou halen door Zijn grote macht? Door Zijn almacht zal Hij die harten inwinnen en overwinnen op een voor ons onbegrijpelijke wijze. Zeer zeker! De Heere zal ze halen uit alle geslachten en talen en tongen en natiën.

Dat zijn de buitengewone gevallen. Het gaat hier niet om wat God alle­maal kan, want God is almachtig. Het gaat hier in deze catechismus om wat God wil, wat Zijn normale weg is.  God werkt door Zijn Heilige Geest het geloof in het hart door de verkondiging van het heilig evangelie. Let er dan op! Niet door de wet, maar door de verkondiging van het heilig evangelie.

Daardoor werkt de Heere het geloof. Daardoor maakt Hij men­sen van dood levend en daardoor gaan mensen voor de Heere leven. ‘Daar­toe zendt de Heere zeer goedertieren boodschappers van deze zeer blijde boodschap tot wie Hij wil en wanneer Hij wil’, zo zeggen onze vaderen in de Dordtse Leerregels (Hfst.1, art.2).

Hij gebruikt daarvoor wel mensen, maar die zijn slechts als leem in Zijn han­den. ‘Mensen zijn maar lemen hutbewoners, wier grondslag in het stof is en die maar voor een tijd de adem in hun neusgaten dragen’, dat zegt de Heere over de mens. De Heere is machtig om van die boodschappers uit te stoten in Zijn wijngaard. Want de nood is wel groot, maar de arbeiders zijn weini­gen.

 

God is de Almachtige. De Heere is de Vrijmachtige, Die werkt waar Hij wil. Dat heeft Hij al in de morgenstond van Zijn schepping laten zien. Hij zei: Daar zij licht! En daar werd licht (Gen.1:3). Dat deed Hij zonder middelen. Hij riep de dingen die niet waren tot aanschijn. Maar nu bindt Hij Zich aan dat heel gewone middel van de verkondiging van het Woord. Daardoor werkt Hij het geloof in ons hart. En, gemeente, zet daar maar eens een streep onder.

 

De Heere werkt dat niet in het verstand. Het verstand doet wel mee, want Hij ver­licht het verstand, Hij opent het verstand. Het gaat niet zonder het verstand. Wij moeten de dingen weten en wij moeten de dingen kennen, maar het geloof is toch geen verstandszaak. Het evangelie is niet een theoretische uiteenzetting, maar het evangelie is een kracht van God tot zaligheid. In het Grieks staat er: dunamis. Daar hoort u het woord ‘dynamiet’ in. Zo’n geweldig explosieve kracht is dat evangelie.

En dat raakt nu je binnenste. Dat raakt je hart, dat raakt de fundamenten van je bestaan, dat opent harde harten. Mensen kunnen gesloten zijn voor dat evangelie. Mensen kunnen hun deuren dichthouden voor dat Woord van God. Maar als de Heere komt met de kracht van Zijn evangelie, breekt Hij door muren heen en dan breekt Hij door gesloten harten heen. Hij opent gesloten deuren. De verkondiging van het evangelie is het machtige wapen waardoor onze goede God in het hart van mensen het geloof werkt.

 

Niet wekt, maar werkt!

Er werd destijds, onder invloed van Abraham Kuyper, gezegd dat God het geloof wekt. De Heilige Geest zou dan zonder het Woord een of ander zaad van wedergeboorte in het hart leggen. Onder de verkondiging van het Woord zou dat dan worden opgewekt. Kuyper zette dan ook de wederge­boorte voor de roeping. Niet doden werden bij hem geroepen, maar leven­den. Het geloof wordt daarna gewekt door Woord en Geest. Maar zo is het niet! De Heere werkt dat geloof in het hart, in het binnenste van de mens.

 

Gemeente, als het geloof door het Woord gewerkt wordt, wordt het ook door datzelfde Woord gesterkt. Waar het geloof gewerkt wordt - en dat gebeurt in een ogen­blik tijds door de prediking van het Woord - wordt dat geloof vervolgens ook aangevochten en bestreden door de satan. Juist dan is het noodza­kelijk om naar de kerk te gaan, want dat Woord werkt het geloof niet alleen, maar dat versterkt het geloof ook.

Daar hebt u de heiligheid des Heeren in het Nieuwe Testament. De verkon­diging van het heilig evangelie, waardoor het geloof in mijn hart gewerkt wordt, geeft dat ik dan buiten mijzelf de eeuwige gerechtigheid, die er in de Heere Jezus Christus is, ga zien.

 

De bediening van het Woord. Wat is dat een geweldig heilige zaak! Wat is het een geweldig grote zaak, dat de Heere deze dingen geeft en deze dingen ook in ons midden laat verkondigen!

Gemeente, laten wij met kritiek op de prediking voorzichtig zijn, want u bent in de werkplaats van de Heilige Geest. Wil dat zeggen dat er dan altijd volmaakte preken worden gehouden? Helemaal niet. Wil dat zeggen dat de dominee nooit een steek laat vallen? Zeker niet. U kunt geen dominee vinden die nooit een steek laat vallen.

De Heere zet geen engelen op de preekstoel, maar heel gewone mensen. Zij moeten er nog hard voor studeren ook om een preek te maken. Die schud je niet uit je mouw, zoals dat wel eens gezegd wordt, want er wordt niets uit de mouw geschud. Mensen brengen uit zichzelf ook niets meer voort. Zij hebben dat Woord te doorgraven en te doorkruipen. Dat is het werk van de dienaar van het Woord.

 

Nu wil de Heere dat werk in Zijn wijngaard gebruiken. Hij zegt niet dat de dienaren dat volmaakt doen, maar de Heere zegt dat Hij die nietige, gebroken instrumenten, aarden vaten, wil gebruiken, opdat de uitnemend­heid der kracht Godes zij en niet uit ons. Dat is de bediening van het Woord, de bediening van het heilig evangelie.

Gemeente, u kunt zeggen: ‘Ja, er worden zoveel moeilijke woorden ge­bruikt.’ Of u klaagt misschien over de lengte van de preek. Maar u moet eens bedenken hoe lang ‘de wereld’ staart naar de beeldbuis en andere media, en kijkt naar alles wat men interessant vindt.

En als u het over moeilijke woorden hebt, kijk dan eens naar sport en spel, naar techniek en economie, wat voor begrippen en woorden men daar gebruikt. Hoe komt het dat u daar geen moeite mee hebt? Omdat dat u interesseert. Omdat sport en spel u interesseert, omdat de techniek u interesseert. U kent al die begrippen en speelt ermee.

Hoe komt het dat we de preek niet begrijpen? Omdat het ons niet interes­seert. Omdat we daar niet bij leven. Lodenstein zegt: ‘Kijk, als je ergens een vakman hebt, die spreekt zijn vaktaal, die is er aan gewend.’ Welnu, zo is het. Als u er aan gewend bent, dan is het niet moeilijk, dan leeft u daarmee. Dan komt u daar niet alleen ’s zondags, bij verrassing, mee in aanraking en zegt u niet: ‘Dat begrijp ik niet.’ Nee, dan hebt u er in de week al zes dagen mee geleefd. Waar u in de week mee geleefd hebt, dat komt dan in de kerk terug.

 

Ligt daar je hart, jongens en meisjes? We weten een heleboel woor­den en we kunnen met de wereld meepraten. Hoe komt dat? Omdat het ons interesseert, omdat het onze belangstelling heeft en dan gaat het allemaal best. Maar is het bij jullie zo dat als je vanuit deze van God vervreemde wereld in de kerk terechtkomt en in aanraking komt met het evangelie, dat je dingen hoort die niet aansluiten bij je gedachten, die niet aansluiten bij je hart, die niet aansluiten bij je denkwereld en bij je belangstellingssfeer? Doorzoek je hart. De Heilige Geest versmaadt de middelen niet.

De gemeente van God versmaadt de middelen ook niet, maar ze zegt: ‘Ik sloeg heilbegerig het oog naar boven en ik riep de Heere ootmoedig aan.’

Als u zo naar de kerk mag komen, heilbegerig, kijk, dan gaan die gena­demiddelen u dierbaar worden. Dan gaat u uitzien naar de Heere. Dan gaat u op de Heere wachten en zingt u: ‘Ik verwacht de Heere en mijn ziel hoopt op Zijn Woord.’

Als u zo naar de kerk gaat, zal de Heere Zijn zegen daarover geven. Dan zal de Heilige Geest, Die het geloof in onze harten werkt door de verkondiging van het heilig evangelie, in de bediening van het Woord meekomen.

Dat is de goede boodschap, de blijde boodschap voor verloren mensen.

 

2. De sacramenten

 

Er staat aan het eind van dat eerste antwoord nog iets, wat we tot nog toe hebben overgeslagen, namelijk: ‘En het sterkt door het gebruik van de sacramenten.’

De Heere werkt door de verkondiging van het Woord en Hij versterkt ook door middel van de verkondiging van het Woord. Het Woord heeft dus een dubbele functie: werken en versterken.

De sacramenten hebben een enkele functie, namelijk het versterken van het gepredikte Woord. Zij versterken het geloof dat door het gepredikte Woord gewerkt is.

De Heilige Geest heeft dus meer pijlen op Zijn boog dan alleen de verkon­diging van het heilig evangelie. Hij heeft ook de sacramenten gegeven.

 

Wat zijn sacramenten? Dat vindt u misschien een wat schoolse vraag: ‘Wat zijn sacramenten?’ Dat is misschien meer een vraag voor catechisanten dan voor mensen die in de strijd en de aanvechting van het leven staan. U vindt dat eigenlijk geen vraag voor mensen die met hun nood en zorg in de kerk komen.

Maar dan moet ik dat toch bestrijden. Want door de sacramenten, zichtbare waartekenen en zegelen die God gegeven heeft, wordt het geloof versterkt en wel op deze wijze dat de beloften van het evangelie door die sacramen­ten beter worden begrepen.

Om het geloof te versterken, gaan de zichtbare waartekenen en zegelen in de eerste plaats onderwijzen in de beloften van het evangelie. Gemeente, onze vaderen zijn van die eenvoudige leermeesters. Bij hen hoort u gewoon van de beloften van het evangelie. U kunt nergens onderscheid vinden tussen de beloften van het evangelie en de beloften van het genadeverbond. Dat onderscheid vindt u in de hele catechismus niet. Onze vaderen waren van die eenvoudi­ge, bijbelse, schriftuurlijke mensen, die gepreekt hebben vanuit het Woord van God, dat voor hen dierbaar geworden is, waarin ze hebben aanschouwd de vergeving van de zonden door de Heere Jezus Christus en het eeuwige leven.

 

De beloften van het evangelie.

Wat zijn de beloften van het evangelie? Het zijn deze: vergeving der zonden en het eeuwige leven. Als u het wilt samenvatten, dan is dat het hele evangelie en al de beloften van dat evangelie die in Christus zijn. Het is niets anders dan vergeving van de zonden en het eeuwige leven. Daar hebt u het hele verbond der genade. Want het verbond der genade bestaat uit niets anders dan beloften en het evangelie is de samen­vatting van dat verbond der genade.

Justus Vermeer zegt: ‘Het evangelie bestaat uit niets anders dan beloften.’ De wet eist en beveelt, maar het evangelie belooft en geeft. En nu worden in die sacramenten de beloften van het evan­gelie des te beter te verstaan gegeven. Onze vaderen hebben dat zo eenvou­dig gezegd: ze onderwijzen.

 

Maar de zichtbare waartekenen zijn ook zegels. Het zijn niet alleen midde­len om daarmee iets duidelijk te maken, maar het zijn ook zegels. Dat wil zeggen: het zijn waarmerken van echtheid. Er hangt een zegel aan die beloften. Want u moet altijd bedenken dat de sacramenten zegels zijn die God niet aan mensen hecht, maar aan de beloften van het evangelie. Het zijn waartekenen van echtheid.

Als men vroeger een akte liet maken, als vorsten bepaalde privileges aan ste­den gaven of als er in de privésfeer een akte opgemaakt werd, dan werd er onderaan zo’n akte een zegel gehangen, een lint door het perkament heen. Dat lint werd vastgemaakt met lak en daarin stond het stempel van de auto­riteit die die akte maakte. Dat was een waarteken van echtheid.

Zo gaat de Heere nu het zegel aan Zijn evangelie hangen, aan de beloften van het evangelie. Het is waarachtig waar wat Hij daarin spreekt. Hij komt eigenlijk naar ons, naar ons mensen, die dwaas zijn. Artikel 33 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt dat God vanwege onze grovigheid en dwaasheid ons die sacramenten gegeven heeft. God komt met zichtbare dingen aan. Hij laat u niet alleen de belofte van het evangelie hóren, namelijk: ‘Een iegelijk die in de Zoon gelooft, die heeft eeuwig leven’, maar Hij laat het u ook zíen in het sacrament van het avondmaal en in het sacrament van de doop. Dat zijn de zegels die God hecht aan de beloften van het evangelie.

 

U kunt dus zeggen: ‘Er is een brief vanuit de hemel geschreven en dat is het Woord van God. Dat is door God, door Zijn Heilige Geest geschreven. God heeft aan die brief, die vanuit de hemel gezonden wordt naar deze aarde aan mensenkinderen, het zegel gehecht van de sacramenten die Hij aan Zijn kerk gegeven heeft. Daardoor maakt Hij vast, dat het eeuwig waar is wat Hij daarin beloofd heeft: ‘Die in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven.’

Dat doet de Heere in de loop van de bijbelse geschiedenis vaker.

Hij komt tot mensen en laat ze wat zien. Denkt u maar eens aan Abraham. Aan hem was een zoon beloofd in zijn ouderdom en als die belofte niet vervuld wordt en Abraham,  vrezend dat die belofte nooit vervuld zal worden, in zijn tent zit, nadat hij die vijf koningen verslagen heeft, dan komt de Heere bij hem en zegt: ‘Vrees niet, Abram, Ik ben u een Schild, uw loon zeer groot. Ga eens mee naar buiten en kijk eens op naar de hemel en tel dan die sterren als u ze tellen kunt. Wel, zo zal uw zaad zijn!’ Daar hebt u een waarmerk van echtheid. God zegt: ‘Zo zal uw zaad zijn. Dat is een eed van Mij.’ En Abraham geloofde God. Abraham heeft niet lang gekeken. Abraham heeft niet geprobeerd de sterren te tellen. Hij heeft zich daar in één ogenblik voor God neergebogen en dat woord van God aanvaard en geloofd. Abraham geloofde God en het is hem tot gerechtigheid gere­kend.

 

Denkt u ook eens aan Israël, dat met Amelek vocht in de woestijn. Mozes wees op de berg met zijn staf omhoog. Zolang Israël die staf omhoog zag, was dat een teken dat er gebeden werd. Daar was een voorbidder voor hen, die bad, en ze zouden winnen. Totdat Mozes’ arm zwaar werd en naar beneden ging. Dan moest hij ondersteund worden door Aäron en Hur. Als dan die arm weer omhoog ging, was Israël weer aan de winnende hand. U hoort hier van teken en zegel, van sacrament: ‘Ik zal u de overwinning geven.’

 

Gemeente, dat woord ‘sacrament’ komt u in de Bijbel niet tegen. Het is een woord dat in de geloofsleer al heel vroeg is opgeko­men. Het woord is ontleend aan het Latijn, ontleend aan het gebruik in het Romeinse leger, waar de soldaten bij het vaandel van hun regiment een krijgseed moesten afleggen. Dat was een sacrament. Zo maakt God een eed met Zijn volk. Een sacrament is geen eed van ons aan God, maar het is een eed van God aan de mens. ‘Ik heb eens gezworen bij Mijn eigen heiligheid: zo Ik aan David lieg’, zo hem Mijn woord misleid’!’

God heeft gezworen en dat doet Hij in het avondmaal en bij de doop. Zijn beloften zijn waar en Hij zal die beloften vervullen. Hij schenkt, om het enige offer van Christus aan het kruis volbracht, vergeving van de zonden en het eeuwige leven, uit enkel genade. Daar hebt u de beloften van het evangelie en de Heere verzegelt die. Het gebruik van de sacramenten verzegelt de beloften van het evangelie.

 

In vraag 67 gaat onze onderwijzer in op de roomse zuurdesem: ‘Zijn dan beide, het Woord en de sacra­menten, daarheen gericht, of daartoe verordend, dat zij ons geloof op de offerande van Jezus Christus aan het kruis, als op de enige grond onzer zalig­heid, wijzen?’ Dus zowel de prediking als de sacramenten? Het antwoord luidt: ‘Ja zij toch; want de Heilige Geest leert ons in het evangelie en verze­kert ons door de sacramenten, dat onze volkomen zaligheid in de enige offerande van Christus staat, die voor ons aan het kruis geschied is.’

Zowel het Woord als de sacramenten wijzen heen naar de geofferde Jezus op Golgotha’s kruisheuvel. Buiten Hem is er niets. Zonder Hem bent u niets. Zonder Hem bent u verloren. En daar wijzen de sacramenten heen. Het zegel van de sacramenten, dat aan de beloften van het evan­gelie wordt gehangen, dat is een ‘extra’ bij het Woord. Het wijst heen naar het bloed van de Heere Jezus Christus. Zowel de doop die door middel van water gesprengd wordt, als het avondmaal dat bediend wordt in de teke­nen van brood en wijn, wijzen heen naar dat enige offer van de Heere Jezus aan het kruis volbracht.

Er wordt wel eens gezegd: ‘Moet je nu enige kennis van de Heere Jezus hebben om aan het avondmaal deel te nemen?’ Ja, het avondmaal wijst heen naar het kruis van Christus. Wat wilt u aan het avondmaal doen als u daar geen kennis aan hebt? Het wijst heen naar het offer van Christus. Het wijst heen naar de Gekruisigde, naar de volkomen Zaligmaker, Die Zichzelf heeft geofferd tot een verzoening voor de zonde.

Is het dan niet zo dat we daar de dood des Heeren verkondigen? Is het dan niet zo dat wij daar aanzitten en belijden dat wij in onszelf de dood hebben, maar dat onze zaligheid buiten onszelf ligt, in de Heere Jezus Christus alleen? Zouden we ons dan niet door de sacramenten laten leiden tot Hem, Die ons met zo’n uitnemende liefde heeft liefgehad, dat Hij Zichzelf gegeven heeft tot een verzoening voor onze zonden? Zouden we dan bij die sacramenten niet de lof des Heeren gaan vertellen, zoals Psalm 107 dat doet en wij nu gaan zingen uit het eerste vers:

 

Looft, looft de Heer’ gestadig;
Die Oppermajesteit
Is gunstrijk, zeer genadig,
En goed in eeuwigheid.
Dit zegg’ elk die, gered
Door Hem van slaafse banden,
In vrijheid is gezet
Uit ‘s weêrpartijders handen;

 

3. De doop en het avondmaal

 

Woord en sacramenten zijn de genademiddelen. Nu gaat het erom hoe­veel sacramenten er zijn. Deze vraag is een verborgen polemiek met de Roomse kerk, die zeven sacramenten kent. Vraag 68 geeft het antwoord op de vraag hoeveel sacramenten Christus in het Nieuwe Verbond of Testament inge­zet heeft. Dat zijn er twee.

De Heere Jezus heeft tijdens Zijn omwandeling op aarde twee sacramenten ingesteld. Hij heeft Zijn discipelen uitgezonden om te dopen. In de nacht van Zijn verraad heeft Hij het avondmaal ingezet, waarbij Hij aansluit bij het oudtestamentische sacrament van het Pascha. De besnijdenis is vervangen door de doop en het Pascha door het Heilig Avondmaal.

 

Er is een verschil tussen de oudtestamentische en de nieuwtestamentische sacramenten. Zowel de besnijdenis als het Pascha waren bloedige sacramenten. Zij wezen vooruit naar het offer van de Heere Jezus, dat nog gebracht moest worden. Maar als de Heere gekomen is en Zijn offer heeft gebracht, dan komen de onbloedige sacramenten ervoor in de plaats. Het is het onbloedige sacra­ment van de doop, het sacrament van de inlijving, van de geboorte, en het onbloedige sacrament van het avondmaal met brood en wijn. Zo heeft de Heere Zijn nieuwtestamentische kerk niet minder bedeeld dan de oudtesta­mentische kerk.

Zowel het nieuwe als het oude verbond hebben twee sacra­menten.

 

De vijf overige sacramenten die de Roomse kerk kent, zoals de biecht, het huwelijk, de priesterwijding, het laatste oliesel en het vormsel, kunt u in de Bijbel niet terugvinden. De Heere Jezus heeft die niet ingesteld als een sacra­ment.

De apostel Paulus schrijft in Efeze 5 dat het huwelijk een verborgenheid is. Maar niet elke verborgenheid is een sacrament. De Heere heeft sacramenten gegeven, waardoor Hij de beloften van het evangelie des te beter te verstaan geeft, uitlegt en onderwijst. Het is alleen Zijn bloed, dat de beloften verzegelt.

 

Er zijn twee sacramenten waarmee de kerk op deze aarde het mág doen en het ook kán doen. De Heere predikt Zijn Woord tot werking en versterking van het geloof en Hij versterkt het door het gebruik van de heilige sacra­menten. De kerk des Heeren is dan ook gebonden aan het gebruik van het Woord van God en aan het gebruik van de heilige sacramenten. Als we daar slordig mee zijn en er slordig mee omgaan, dan kunnen we ook niet veel zegen verwachten, want de Heere ziet daar nauwlettend op toe.

 

Wat heeft de Heere niet een werk gemaakt van Zijn Woord! Al de eeuwen door zijn er mensen geweest die dat Woord van God, door de Geest van Chris­tus geïnspireerd, hebben opgeschreven. De Heere heeft dat Woord bewaard, al die eeuwen door, en na de pinksterdag is dat Woord verspreid onder alle volken, zodat een iegelijk in zijn eigen taal de grote werken Gods hoort spre­ken. Wat een groot werk heeft de Heere daarvan gemaakt!

Wat is het een groot werk dat de Heere nu ook al die eeuwen door, door Zijn Heilige Geest in die weerbarstige mensenharten wil werken door Zijn heilig evangelie en dat geloof door middel van de sacramenten ook wil ver­sterken! Wat moeten wij er dan ook een groot werk van maken om ons te zetten onder de bediening van het Woord, want door het gehoor is het geloof en het gehoor is door de prediking van het Woord. We moeten er ons werk van maken om op de juiste wijze met zelfonderzoek bezig te zijn en met eerbied gebruik te maken van de bediening van de sacramenten van doop en van avondmaal.

 

Waar het om gaat is of wij dat geloof kennen. Waar het om gaat is of dat dier­bare geloof ook het onze is geworden en of wij dat geloof kennen, dat zich op het Woord van God alleen verlaat. Niet op inwendige inspraken, niet op allerlei wonderlijke gezichten. Het Woord van God, dat ons veroordeelt, het zet ons leven in de schijnwerpers van Gods heiligheid en dan moeten wij onszelf veroordelen. Dan kunnen wij ook niet anders en dan moeten wij ons verootmoedigen voor God en belij­den dat wij het niet waardig zijn dat Hij naar ons omziet.

Vergeving der zonden en het eeuwige leven worden alleen verkregen door het offer van Christus aan het kruis, in de weg van het zondaar worden en van het schuldbelijden.

Die zijn zonde belijdt en laat, die zal barmhartigheid geschieden. Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve en ons reinige van alle ongerechtigheid (1 Joh.1:9).

We moeten een arme zondaar worden voor God, door het evangelie dat ons hart verbreekt, en zo aan Zijn voeten terechtkomen. Dan mogen we daar, vanuit dat eeuwig evangelie, de stem van de goede Herder horen, Die ver­geving schenkt van schuld en recht geeft op het eeuwige leven.

 

Zijn we zo zondaar geworden voor God? Dan wordt het Woord ons dier­baar. Dan gaat het Woord van God ons een bron van zalig­heid worden. We horen daarin de wonderen die God gewerkt heeft. We zien daarin het heil schitteren van de Zon der gerechtigheid. We zien daarin dat de Heere Zijn eigen lieve Zoon gaf, opdat zondaren gezaligd zouden wor­den. Maar we krijgen ook lust in de sacramenten, om daardoor de dood des Heeren te verkondigen en om te zeggen: ‘Ik lig wel midden in de dood, maar buiten mezelf is er de gerechtigheid van de Heere Jezus.’ Dan mag u daarop hopen. Dan mag u het daarvan verwachten. Dan mag uw ziel daarin rust vinden.

 

Zalig degenen die het Woord van God horen en dat bewaren. Maar rampzalig degenen die dat Woord van God horen en het niet bewaren. Het is van tweeën één.

Laten wij bidden om de genade van de Heilige Geest.

 

Amen.

 

 

Slotzang: Psalm 105: 21 en 22

 

God breidd’ een wolk uit, om Zijn scharen
Bij dag te hoeden voor gevaren;
Hij gaf hun door Zijn hoog bestuur
Des nachts ten licht een wondervuur;
Zij baden, en hun Opperheer
Zond straks een heir van kwakk’len neer.

 

Zij werden daag’lijks begenadigd;
Met manna, hemels brood, verzadigd.
Gods hand bracht, in dat dorre oord,
Rivieren uit een steenrots voort;
Hij dacht om ‘t geen Hij aan Zijn knecht,
Aan Abraham had toegezegd.

 

 

Deze preek is eerder gepubliceerd in ‘De Heidelbergse Catechismus’ van ds. D. Rietdijk en ds. C.G. Vreugdenhil (Uitg. Groen, 1998).