Ds. R. Kattenberg - Zondag 19
De verhoogde Christus
Delen & Download
Download preekLeespreek tekst
Zingen : | Psalm 72: 1, 6 | |
Lezen : | Psalm 110 | |
Lezen : | Handelingen 7: 54-60 | |
Zingen : | Psalm 110: 1, 2, 5 | |
Zingen : | Psalm 98: 4 | |
Zingen : | Psalm 94: 1 | |
Zingen : | Psalm 140: 13 |
Wij overdenken uit onze Heidelbergse Catechismus Zondag 19. We lezen daar de vragen 50 tot en met 52 als volgt:
Vraag 50: Waarom wordt daarbij gezet: Zittende ter rechterhand Gods?
Antwoord: Dewijl Christus daarom ten hemel gevaren is, opdat Hij Zichzelf daar bewijze als het Hoofd Zijner christelijke kerk, door Wie de Vader alle ding regeert.
Vraag 51: Wat nuttigheid brengt ons deze heerlijkheid van ons Hoofd Christus?
Antwoord: Eerstelijk, dat Hij door Zijn Heilige Geest in ons, Zijn lidmaten, de hemelse gaven uitgiet. Daarna, dat Hij ons met Zijn macht tegen alle vijanden beschut en bewaart.
Vraag 52: Wat troost u de wederkomst van Christus om te oordelen de levenden en de doden?
Antwoord: Dat ik in alle droefenis en vervolging met opgerichten hoofde even Denzelfde Die Zich tevoren om mijnentwil voor Gods gericht gesteld en al de vloek van mij weggenomen heeft, tot een Rechter uit de hemel verwacht, Die al Zijn en mijn vijanden in de eeuwige verdoemenis werpen, maar mij met alle uitverkorenen tot Zich in de hemelse blijdschap en heerlijkheid nemen zal.
In Zondag 19 gaat het over: De verhoogde Christus.
Met betrekking tot de verhoogde Christus overdenken wij drie dingen:
1. Hij heerst
2. Hij zegent
3. Hij oordeelt
1. Hij heerst
Gemeente, als we het tweede deel uit de Heidelbergse Catechismus, ‘God de Zoon en onze verlossing’, overdenken, is het goed dat we daarbij de grote lijn niet uit het oog verliezen.
Hoe loopt die lijn ook al weer?
Dat kan in een paar woorden worden samengevat: door lijden tot heerlijkheid.
Kinderen, trek in gedachten eens een lijn op een stuk papier. De kern van de zaak wordt dan duidelijk. Je kunt namelijk op verschillende plekken op die lijn de gebeurtenissen invullen. We denken dan eerst aan de geboorte van de Heere Jezus, dat Hij in een kribbe werd gelegd. Dat was in Bethlehem.
We denken natuurlijk ook aan de Heere Jezus toen Hij aan het vloekhout der schande hing. Aan het kruis dus.
Jullie weten ook wel waar dat was. Op Golgotha.
En je weet natuurlijk ook waar de Heere Jezus begraven is.
In de hof van Jozef van Arimathea.
Jullie weten ook wel welke bijzondere dingen daar zijn gebeurd.
Je zou het een ‘knik’ in de lijn van het leven van de Heere Jezus kunnen noemen.
Eerst liep die lijn alsmaar naar beneden. En opeens, op de derde dag: opgestaan uit de doden! Dat was in de hof van Jozef. Daar gaat de lijn weer omhoog.
Nog iets verder op de lijn komt Hemelvaartsdag. Je kijkt dan als het ware vanaf de Olijfberg naar boven, naar de hemel. Daar is de Heere Jezus het Vaderhuis met zijn vele woningen binnengegaan. Toen was Hij thuis.
Je bent dan geneigd om te zeggen: ‘Meer kan niet.’
Want wat is er hoger dan de hemel? Dat is toch het hoogste wat je je kunt indenken? Dat moet dan toch het laatste zijn? Nu is de strijd volkomen gestreden. Nu is de overwinning behaald. Nu is het Kind voor altijd bij Zijn Vader thuis.
De Heere Jezus is thuis. Dat is waar. Maar de Heilige Schrift leert ons nog meer. Want het thuiskomen van de Heere Jezus is heel anders dan het thuiskomen van die mensen die naar lichaam en ziel al eerder in de hemel werden opgenomen.
Wie zijn er nog meer in de hemel met lichaam en ziel? We denken bijvoorbeeld aan Henoch.
Henoch wandelde met God.
U ook? En jullie?
Zing je met hem mee: ‘Ik ben, o Heer’, een vreemd’ling hier beneên?’
Henoch wandelde met God. Hij is als het ware zo de hemel binnengewandeld.
Wat doe je als je wandelt? Jullie wandelen ook wel eens met vader of moeder en dan praat je toch met elkaar?
Henoch wandelde met God. Zien we hem in onze gedachten gaan? Een dichter zag dat eens zo voor zich: ‘Ze liepen maar, ze liepen maar. Ze praatten maar en ze praatten maar…’
Maar – ik bedoel het natuurlijk heel eerbiedig – ik denk haast dat de Heere tegen Henoch heeft gezegd: ‘Henoch, we zijn nu zo dicht bij huis, zou je nu maar niet gelijk mee naar binnen gaan?’
We lezen ook van Elia dat hij opgevaren is ten hemel.
Er staat van hem niet dat hij wandelde met God. De Heere handelde met Elia weer heel anders. Hij stuurde paarden en wagens om hem thuis te brengen. Hem te brengen, voor altijd, in het Vaderhuis met zijn vele woningen.
Zo zijn zij ingegaan in de hemelse heerlijkheid.
Toch is er verschil als we de hemelvaart van Henoch en Elia vergelijken met de hemelvaart van de Heere Jezus.
Niet als het gaat om het opnemen met lichaam en ziel. Dat is vergelijkbaar. Maar als het gaat om de plaats die ze gekregen hebben, ligt het anders. De Heere Jezus heeft de hoogste plaats gekregen. De Heilige Geest wijst ons daarop in het Woord van God. Hij zit op de hoogste plaats – de ereplaats in de hemel.
Hij is lange tijd afwezig geweest. Hij heeft Zijn werk hier op aarde gedaan en dan komt Hij thuis. Laten we het maar heel eenvoudig zeggen. De Vader zegt: ‘Mijn Zoon, alles is gedaan, alles is achter de rug, nu mag U hier zitten.’
Misschien heb je wel eens in het ziekenhuis gelegen. Je komt thuis en dan zegt papa of mama: ‘Ga jij maar hier zitten, dit is het mooiste plekje van de kamer. Dan kan iedereen je zien. Jij mag daar vandaag zitten omdat je thuis gekomen bent.’ Denk daar maar aan als de Heere Jezus de ereplaats krijgt in het Vaderhuis.
Waar is die ereplaats precies? Het is de plaats aan Gods rechterhand. Dat is de plek van de hoogste eer. Tegen geen van de engelen heeft God ooit gezegd: ‘Ga zitten aan Mijn rechterhand.’ Maar de Vader heeft dat wel tot Zijn Zoon gezegd. Het is als het ware een gereserveerde plaats. Daar mag Hij alleen plaats nemen.
De Koning der ere is ingegaan in het binnenste heiligdom. De Vader eert de Zoon door Hem de hoogste plaats te geven, omdat Hij Zich vernederd heeft tot in de diepste diepten van de dood.
Volgens de apostel Paulus heeft Hij een naam ontvangen die boven alle naam is. Opdat voor die naam iedereen knielen zou. U ook! Jullie ook, meisjes en jongens, opdat ook jullie zouden knielen voor die hoogste naam! Dus niet om te knielen voor de goden en de afgoden van de wereld, maar voor deze naam.
Gemeente, er ligt zo’n rijke betekenis in wat de catechismus zegt, dat de Vader door Christus alle dingen regeert.
Vraag 50 luidt: ‘Waarom wordt daarbij gezet: Zittende ter rechterhand Gods?’ Het antwoord is: ‘Omdat Christus daarom ten hemel gevaren is, opdat Hij Zichzelf daar bewijze als het Hoofd van Zijn christelijke kerk, door Wie de Vader alle ding regeert.’
De Vader regeert dus alle dingen in deze wereld door de Zoon. Door Hem, Die aan Zijn rechterhand zit, en Die deze bevoegdheid heeft ontvangen.
De Heere Jezus heeft hierover kort voor Zijn hemelvaart gesproken: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde (Matth.28:18). Alles ligt in Zijn handen. Er gebeurt in deze wereld niets zonder Zijn besturing. Er gebeurt niets zonder Christus. Is dat geen troost?
Ook vanuit Zondag 19 worden we weer teruggebracht naar Zondag 1. ‘Wat is uw enige troost in leven en in sterven?’ Want het geloof zegt ‘dat Hij alle dingen regeert’. Alle dingen!
Die geloofswetenschap doet de mens zo heel anders aankijken tegen alles wat in de wereld plaatsvindt. Want hoeveel dingen zijn er niet die je kunnen verschrikken? Als we tenminste nog schrikken… Hoeveel dingen kunnen ons niet benauwen? Als het ons tenminste nog benauwt… Waarvan bent u de afgelopen week geschrokken, gemeente? Waar hebt u het benauwd onder gehad?
Er is zoveel nood! Als we letten op de nood in deze wereld, de gruwelijke oorlogen en natuurrampen!
Hoeveel geven we? Hoeveel maken we over?
Er zijn zoveel mensen in nood. Kindertjes sterven van de honger. Hoeveel nood- en rampgebieden zijn er niet? Tallozen komen om van de honger of door oorlogsgeweld.
Deze grote wereld en dan geloven ‘dat Hij alle dingen regeert’?
Ja, want het loopt de Heere niet uit de hand!
Hij regeert echt alle dingen.
Dat geldt voor die hele grote wereld, maar ook voor ons kleine landje en ook voor ons persoonlijk leven. Hij regeert alle dingen!
Als je ziek bent, als je rouw draagt, als je zorgen in je huwelijk hebt, als je alleen bent in deze wereld. Alle dingen!
Jongens, meisjes, jullie zetten er misschien een vraagteken bij. Maar ik beweer niet dat je alles wat gebeurt, begríjpen kunt.
Dat is geen dooddoener. Het is niet zo, dat je zo gemakkelijk kunt zeggen dat Hij alle dingen regeert. Nee!
Wat is het dan? Het is een geloofsbelijdenis! Wij weten, schrijft Paulus, dat degenen die God liefhebben alle dingen medewerken ten goede, namelijk degenen die naar Zijn voornemen geroepen zijn (Rom.8:28).
Alle dingen werken mee ten goede. Ik geeft u een voorbeeld, gemeente.
Kent u de luizengeschiedenis van Corrie ten Boom uit de Tweede Wereldoorlog? Ze was iemand van al boven de vijftig, die samen met haar zuster Betsie in verschillende concentratiekampen terechtkwam. In kamp Ravensbrück moesten ze hun intrek nemen in een barak, die als de meest afschuwelijke bekend stond. Want juist die barak zat vol met luizen. Luizen, luizen en nog eens luizen. En daar moesten ze in. Je bent net binnen en dan begint het: krabben en nog eens krabben.
Corrie zegt tegen haar zus: ‘Och, dat we juist hier terecht zijn gekomen.’
Het viel haar ook heel erg zwaar. Totdat ze een andere kijk op het geheel kreeg. Want door al die luizen durfden de bewaaksters van dat kamp die barak niet binnen te gaan. ‘Nee, die barak gaan we niet in. Stel je voor dat we luizen krijgen!’
En weet u, die twee zussen hebben door de leiding van God steeds de beschikking gehad over een Bijbeltje. Die hebben ze steeds mee kunnen smokkelen. En nu zorgden die luizen ervoor dat ze in die vreselijke barak in alle rust in de Bijbel konden lezen en er zelfs de andere vrouwen uit konden voorlezen!
Het zijn heel gezegende uren geworden. Ondanks de luizen. Maar, naar de mens gesproken, juist dánkzij de luizen.
Gods hand zien in alle dingen...
Begrijpt u dat? In alles?
Ik niet.
Er blijven zoveel raadsels over!
Maar het ‘nochtans van het geloof’ belijdt dat alles in goede handen ligt, in de doorboorde handen van het Lam van God. Zelfs zo, dat je, onder de luizen in dat kamp, kunt zingen:
God, de Heer’, regeert!
Beeft, gij volken; eert,
Eert Zijn hoog bestel.
De catechismus zet dat heel terecht in het kader van de troost van Gods gemeente.
De Koning van hemelvaart wordt hier aangeduid als het Hoofd van Zijn christelijke kerk.
De christelijke kerk… Nu kunnen we allerlei vragen stellen.
Wélke christelijke kerk dan wel?
Er zijn nogal wat kerken. Wat een verscheurdheid! Wat een verdeeldheid! Juist in ons land.
Welke handreiking kunnen wij elkaar doen, wat dit probleem betreft?
Laten we nu eens proberen om het te bezien van Gods kant. Ik bedoel daarmee dat er voor Gods aangezicht maar één kerk is. Eén christelijke kerk, waarvan de Heere Jezus Christus het Hoofd is.
Waar vind je die Kerk dan?
Laten we proberen het heel concreet te maken, zodat onze kinderen het ook kunnen begrijpen. Als God nu, en dat doet Hij echt, vanuit de hemel naar beneden kijkt, waar is dan de kerk?
Gemeente, de kerk vind je daar waar Christus is, waar Hij door het geloof leeft in het hart van mensen. Dus overal waar bekeerde mensen wonen, daar is de christelijke kerk. Verspreid over de hele wereld, hoewel verschillend in kleur, ras en taal, vinden we die ene christelijke kerk.
Behoort u tot die ene christelijke kerk?
Is Christus het Hoofd van uw leven?
Gaat uw hart uit vanwege Zijn spreken?
Leeft u in Zijn dienst?
Beoogt u de eer van God en hebt u alles voor Hem over?
Gemeente, zeg niet te gauw ‘ja’.
Want dat is nogal een gewichtige vraag: ‘Heeft u alles over voor Hem?’
Schuift u alles wat zich in de wereld van vandaag aandient, opzij? Hebt u net als Paulus een grote bezem, gemeente? Paulus zegt immers: ‘Ik acht alles schade en drek te zijn.’
Vuilnis! Dat veeg je aan de kant, dat geef je met de vuilniswagen mee.
Het gaat om alle dingen!
Zeg daarom maar niet al te snel ‘ja’.
Want het geldt ook voor de dingen waaraan u zo gehecht bent. Het gaat ook over dingen waarvan je niet zo gemakkelijk afstand kunt doen.
Is Christus uw leven, zodat u uw weg gaat in heiligmaking? Zingt u met de psalmdichter: ‘Ik ben een vreemdeling hier beneden?’
Meisjes, jongens, dan kun je niet met alles meedoen. Niet om apart te zijn, maar omdat het in het licht van het Woord van de Heere niet kan.
Misschien heb je muziek op je kamer, waarvan je eigenlijk zeggen moet: ‘Dat kan niet. Dat kan niet, omdat God het niet wil.’ Als we proberen in het spoor van God te gaan, in de weg van bekering, dan kan dat niet meer. Dat is echt niet farizeïstisch.
De rijke jongeling kwam bij Jezus en zei: ‘Wat moet ik doen om de zaligheid te beërven?’ Jezus zegt dan tegen hem: ‘Onderhoud alle geboden.’ De jongeling antwoordt dan: ‘Dat heb ik allemaal gedaan. Wat ontbreekt mij nog?’
Jullie kennen het antwoord: ‘De liefde!’
Je kunt in een harnas leven van: ‘Doe dit zus, en dat zo.’ Maar het gaat om de liefde. ‘Ik ben de Heere uw God’, zo beginnen de Tien Geboden. Dat is het uitgangspunt!
Gemeente, houd voor ogen dat wie in Christus gelooft, met Hem in de hemel is gezet. Als je werkelijk op de hemel aanleeft, dan kun je het niet doen met wat de wereld je biedt.
‘In de hemel gezet’, zegt de catechismus. Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is (Kol.3:1). Als je zo leeft, heb je geen oog voor andere dingen. ‘Dan mag je alles’, zegt Luther, ‘maar wil je alles niet.’ Want je bent in de hemel, in Christus.
Dat is nogal wat! Zeker, je moet je werk op aarde doen, maar zó, alsof je in de hemel bent. Studeren, maar zó, alsof je met Hem gezet bent in de hemel.
Het ligt niet zo dat iemand die in Christus gelooft eens in de hemel zal komen.
‘Nee’, zegt Paulus, ‘die is er al!’
Voelt u aan wat dat betekent voor uw dagelijkse leven? Het maakt het nemen van beslissingen wat gemakkelijker. U laat dingen na omdat u het in de hemel ook niet zou doen, want u bent gezet in de hemel.
Enerzijds is het natuurlijk moeilijk. Maar anderzijds, gemeente, leidt het tot losmaking van het aardse. De kunst van het loslaten is een geloofsaangelegenheid.
Er staat in het antwoord op vraag 50 dat de christelijke kerk onlosmakelijk verbonden is aan Christus, haar Hoofd.
We spreken over Hoofd en lichaam.
Onze kinderen hebben wel eens gehoord van die vreselijke tijd dat mensen als straf werden onthoofd; de tijd van de Tachtigjarige Oorlog. De mensen moesten op hun knieën gaan zitten en – je kunt het je haast niet voorstellen – de beul hief het zwaard op en scheidde zo het hoofd van het lichaam. Dan vloeit het leven weg.
Hoofd en lichaam vormen een eenheid. Christus en Zijn christelijke gemeente vormen een eenheid. ‘Eén Heere’, zegt de apostel, ‘en één geloof.’ Wie bij dat Hoofd hoort, hoort ook bij het lichaam, namelijk: de christelijke kerk.
Dan reikt het perspectief tot aan de einden van de aarde. Als God vanuit de hemel naar beneden blikt, ziet Hij, waar dan ook, mensen die Hem dienen.
Johannes heeft dat ook gezien, toen hij op Patmos verbleef. Toen hij die grote schare zag schreef hij: ‘Ze komen overal vandaan. Uit alle geslachten, volken, talen en natiën. Het is één grote schare voor de troon en het Lam.’ De kerk des Heeren is een wereldwijde aangelegenheid.
Gemeente, wij zien vaak aan wat voor ogen is. Het is helaas maar al te vaak waar dat de kerk een niet zo verheffend beeld vertoont. Laten we eerlijk zijn. Ik zeg het tot onze schande. Je kunt er eindeloos over praten, en allerlei bezwaren aanvoeren.
Maar laten we beginnen bij de meest wezenlijke vragen:
Is dat Hoofd van die christelijke kerk ook úw Hoofd?
Bent u Christus ingelijfd door een waarachtig geloof?
Is het werk van de Heilige Geest zichtbaar in uw leven?
Leeft u door het geloof in de Zoon van God?
Behoort u tot dat lichaam van de christelijke kerk?
Want Hoofd en lichaam zijn één.
Let er verder op dat in onze catechismus staat dat Hij alle dingen regeert. Hij zorgt dus ook voor de voortgang van het evangelie. Al staat de wereld in brand; God gaat door met Zijn werk!
De Heere zegt nooit: ‘Nu maar even niet.’ Nee, God gaat door en Zijn koninkrijk komt, dwars door alle geweld van satan heen, dwars door alles van de wereld heen. De Heere brengt ook vandaag Zijn kerk bijeen.
Hij brengt ons onder de prediking van de verzoening en het bloed van het Lam van God. Hij wacht om genadig te zijn.
Op wie?
Op mensen zoals u, jij en ik.
‘Wend je naar Mij toe, al gij einden der aarde!’
God wacht om genadig te zijn, boven het rumoer van de volken uit, boven de ellende van de honger uit, ondanks oorlog en moord, ook ondanks uw huwelijksproblemen. Ja, noemt u maar op. Boven alles uit!
Begrijpen dat God doorgaat kunnen we nauwelijks. We kunnen er met ons verstand niet bij.
Maar het is wel een openbaring van de majesteit en de macht van God. God Die alle dingen bestuurt en Die zegt: Mijn juk is zacht en Mijn last is licht (Matth.11:30).
Boven alles wat de wereld zingt, mogen wij zingen wat we vinden in Psalm 98, het vierde vers:
Laat al de stromen vrolijk zingen,
De handen klappen naar omhoog;
‘t Gebergte, vol van vreugde, springen,
En hupp’len voor des Heeren oog;
Hij komt, Hij komt om d’ aard’ te richten,
De wereld in gerechtigheid;
Al ‘t volk, daar ‘t wreed geweld moet zwichten,
Wordt in rechtmatigheid geleid.
2. Hij zegent
We zagen eerst: de verhoogde Christus regeert alles. En nu in de tweede plaats: Hij zegent.
We lezen vraag 51 nog een keer: ‘Wat nuttigheid brengt ons deze heerlijkheid van ons Hoofd Christus?’
Het antwoord is tweeledig: ‘Ten eerste, dat Hij door Zijn Heilige Geest in ons, Zijn lidmaten, de hemelse gaven uitgiet, en vervolgens dat Hij ons met Zijn macht tegen alle vijanden beschut en bewaart.’
Het nut van het feit dat de Heere Jezus in de hemel zo hoog verheerlijkt is, is dus tweeërlei. Je zou kunnen zeggen: het heeft een binnenkant en een buitenkant.
Eerst die binnenkant. De Hemelvaartskoning heeft van Zijn Vader de belofte van de Heilige Geest ontvangen. Die belofte is vervuld met Pinksteren, toen de Heilige Geest werd uitgestort.
We lazen u zo-even dat Christus door de Heilige Geest in ons, Zijn lidmaten, de hemelse gaven uitgiet. Wat zijn dat, hemelse gaven?
Wel, dat is alles wat uit de hemel komt.
Je leest weleens over hemelwater.
Wat zou daarmee bedoeld worden, kinderen? Wordt er de regen mee bedoeld? Jazeker. Regen komt immers uit de hemel, daarom noemen we het wel hemelwater. Het komt van bovenaf.
Je denkt dan natuurlijk meteen aan de geschiedenis van het manna. Toen kwam er brood uit de hemel. Het was dus een hemelse gave.
Dit is nu ook zo in het koninkrijk van Gods genade.
Hemelse gaven zijn rechtvaardigmaking, heiligmaking en heerlijkmaking. Hemelse gaven zijn ook: geloof, hoop en liefde. En niet minder belangrijk: kennis van ellende, verlossing en dankbaarheid. Die gaven worden hemels genoemd omdat ze de gelovigen toekomen vanuit de hemel.
Gelovigen worden ook voorbereid op de hemel.
Hemelse gaven komen van God vandaan en via de aarde keren ze ook weer tot God terug. Laten we bij het voorbeeld blijven van het manna. De Israëlieten komen om het ontvangen manna weer met hun dank terug bij de Heere.
Die wondere hand van God zien we ook in de regen. Vooral als die voor het land hard nodig is. Wanneer het dan regent, gaan we met onze dankbaarheid terug naar de Heere.
Zo is het ook in Gods koninkrijk. De gaven komen uit de hemel en zij bereiden voor op de hemel.
De Heere Christus gaat daarbij heel nauwgezet te werk. Hij giet gaven uit naar de mate waarin Hij het nodig vindt.
Hij giet gaven uit die heilzaam zijn. Uitgieten is een prachtig woord dat de catechismus aan de Heilige Schrift heeft ontleend. Het is echt een pinksterwoord. Het gaat niet zomaar om een druppeltje. Nee: ‘Mild en overvloedig’, zoals de laatste woorden van het bekende psalmversje ‘Opent uwe mond’ luiden. De Heere schenkt mild en overvloedig! Voortdurend, onafgebroken, onophoudelijk.
Wie de Heere Christus door een waarachtig geloof is ingelijfd, is een levend lidmaat van Zijn gemeente. Christus giet Zijn gaven uit in al Zijn lidmaten. Niet één uitgezonderd.
Het kan wel zijn dat het bij de één meer tot openbaring komt dan bij de ander.
Wat zou de oorzaak zijn dat het bij de één meer tot openbaring komt dan bij de ander?
Wel, om vol gemaakt te worden is het nodig dat een kind van God eerst wordt leeg gemaakt.
Is dat bij u misschien ook zo, gemeente? We zeggen wel dat we van alles willen hebben, maar is er plaats voor in uw leven?
Als je druk bent met van alles en nog wat, zal de Heere u eerst leeg moeten maken; bijvoorbeeld van uw eigengerechtigheid. Of van de overtuiging dat u het allemaal zo goed weet. Zulke mensen hebben geen vragen meer. Voor hen is alles gesneden koek. Ze weten het allemaal precies: ’Dit moet zus, en dat zo.’
Maar u mist dan wat we noemen ‘de arm-makende genade van de Heilige Geest’. Hij moet u leegmaken, opdat er plaats zal komen voor de hemelse gaven; ruimte voor de rijkdom die van God komt.
Gemeente, voor geestelijke groei is het nodig dat u leeggemaakt wordt. Ontdaan van alles wat van u is.
U moet alles inleveren en Maria nazeggen: Hongerigen heeft Hij met goederen vervuld; en rijken heeft Hij leeg weggezonden (Luk.1:53).
Pas dan komt alles van boven.
Het betekent dat we met lege handen komen te staan. Dat werkt de Heere.
En waar behoeftige harten zijn, lege harten, komt de Heere met Zijn hemelse gaven.
Let dan op de volheid in het woordje ‘uitgieten’!
God is niet karig, Hij geeft niet mondjesmaat. De Heere zegt niet: ‘U krijgt niet alles, want dan is er voor een ander niets meer over.’ In God is een volheid die nooit leeg raakt. De Heere gaat altijd maar door.
Gemeente, heeft u die hemelse gaven in uw leven ontvangen? Bent u ooit leeggemaakt, en wordt u steeds weer leeggemaakt?
Helaas zijn er nogal wat mensen in de kerk die genoeg hebben aan het aardse. Mensen die horizontalistisch leven, die altijd maar naar beneden kijken en nooit omhoog. Mensen die genoeg hebben aan aardse gaven, het hier en het nu. Zij voeren vaak zelfs de boventoon in de kerk. Alles draait om hun huis, de muziek, de auto, de tuin, hun caravan en vakantie.
Natuurlijk, u moet een huis hebben om in te wonen.
Ik zeg ook niet dat u geen caravan mag hebben.
Maar waar léven we voor?
Meisjes, jongens, Jezus heeft gezegd: Wat baat het een mens zo hij de gehele wereld gewint en lijdt schade zijner ziel? (Matth.16:26). Wat baat het je? De Heere Jezus heeft het echt zo gezegd.
Maar nu laat de Hemelvaartskoning Zijn stem horen en Hij raadt u aan Zijn gaven aan te nemen. Hij zegt: Ik raad u dat gij van Mij koopt goud, beproefd komende uit het vuur, opdat gij rijk moogt worden (Openb.3:18).
Dan ben je pas echt rijk. Er is voedsel voor hongerigen, water voor dorstigen, gerechtigheid voor een schuldige.
Hier zijn de fonteinen van heil!
Maar nu letten we vervolgens op de buitenkant. In ons antwoord staat ‘dat Hij met Zijn macht ons tegen alle vijanden beschut en bewaart’.
De Hemelvaartskoning is de goede Herder. Hij voorziet Zijn schapen niet alleen van alles wat ze nodig hebben, maar Hij beschermt de kudde ook.
Hoeveel gevaren dienen zich immers niet aan? Hoeveel vijanden zijn er niet op de been? Vijanden van Christus zijn ook de vijanden van de kerk van Christus. Hoofd en lichaam horen immers bij elkaar.
In ons antwoord is sprake van ál onze vijanden: ‘Dat Hij ons met Zijn macht tegen alle vijanden beschut.’ De catechismus spreekt wat verderop ook van de drie doodsvijanden: de wereld, de satan en het eigen ik. En die zijn onophoudelijk in de weer.
Aan het kindschap van God en aan de liefde tot de Heere Christus is onlosmakelijk verdrukking verbonden. Gemeente, u merkt dat ook wel. Misschien op uw werk? Misschien ziet u er wel tegenop om morgen weer te beginnen? Wellicht treft u spot of wordt u genegeerd. ‘Man, je bent te laat geboren, je bent er eentje uit de tijd van de trekschuit.’
De eerkroon van het kind van God is: smaadheid dragen om Christus’ wil. De Heere weet daarvan, Hij komt daarbij te hulp. Hij zegt: ‘Mijn kind, eenmaal is de strijd ten einde.’ De dag van Jezus’ glorie is aanstaande. Houd bij alles wat er gebeurt dit goed voor ogen.
‘Wat troost u de wederkomst van Jezus Christus om te oordelen de levenden en de doden?’
Dat overdenken we nadat we eerst Psalm 94 vers 1 gezongen hebben:
Verschijn nu blinkend, God der wrake;
Dat eens Uw arm voor ons ontwake;
Vertoon Uw glansrijk aangezicht;
Gij Rechter, Die de wereld richt,
Sta op, verhef U, en vergeld
Hovaardigen hun trots geweld.
Ons derde punt is:
3. Hij oordeelt
‘Wat troost u de wederkomst van Christus om te oordelen de levenden en de doden?’
Misschien is dit op het eerste gehoor een wat vreemde vraag. Vooral als je jong bent. De troost en de wederkomst van Christus. Wat hebben die twee begrippen nu met elkaar te maken? Kan dat wel samengaan?
Nee en ja. Als we vanuit de mens denken, zeggen we: ‘Nee.’
Maar de catechismus zegt ook niet zómaar dat er een verband is. Er staat eigenlijk: ‘Je moet de blik richten op de Heere Jezus Christus, zodat je Hem in het oog hebt.’
‘Om te oordelen de levenden en de doden…’
Om dat als troost te beleven… dat kan alleen in het geloof!
Alleen in het zien op de Heere Jezus Christus. Dan blijkt er troost te zijn. Troost die ruimschoots opweegt tegen vervolging, verdrukking, uitgeworpen worden, strijd, moeiten, aanvechtingen en dagen van zielsverzoeking.
Wat kan het waarachtig geloof worden aangevochten! Bijvoorbeeld wanneer de bediening van het Avondmaal aanstaande is, en u wordt op de zeef van satan gelegd.
De duivel wil immers niet dat Gods kinderen opgewekt zijn en dat ze blij zijn in de Heere.
De Heere Jezus bemoedigt Zijn kerk ook Zelf. Hij zei met het oog op de wederkomst tegen Zijn discipelen: ‘Als al deze dingen beginnen te geschieden, als de tekenen der tijden in vervulling gaan, kijk dan omhoog.’
Als je naar het oude bondsvolk Israël kijkt, zijn er al veel beloften vervuld en zullen er vele nog vervuld moeten worden. Er vinden veel gebeurtenissen plaats waardoor we moeten zeggen: ‘De Heere Jezus komt spoedig!’
Er is zoveel oorlog. De tijd van verdrukking van Gods kerk is aanstaande.
‘Wacht’, zegt de Heere Jezus, ‘als deze dingen beginnen te geschieden, als dat eraan komt, hef dan uw hoofden omhoog, weet dan dat uw verlossing nabij is!’
Wellicht zegt u: ‘Dan kruip je toch juist weg? Dan laat je het hoofd toch hangen?’
‘Nee’, zegt de Heere Jezus, ‘door al die weeën van de wereld heen komt Mijn Godsrijk, Mijn koninkrijk, in volle heerlijkheid.’
Gemeente, let er eens op wanner de Heere Jezus dit sprak.
Hij heeft dat gezegd toen Hij op de drempel stond van Zijn zwaarste lijden.
Jezus heeft al de dagen van Zijn leven geleden, maar die laatste weken in het bijzonder. Het zwaarste lijden staat Hem dan nog te wachten. De diepste droefenis moet Hij dan nog ondergaan.
Denk aan Gethsémané, aan Golgotha.
Daar daalt Hij af in de diepste diepten om aan het recht van God volkomen genoegdoening te geven.
Met dit alles voor ogen spreekt Hij deze woorden. Als Hij op het punt staat om weggestoten te worden uit Gods gemeenschap. Hij gaat die weg opdat de poorten der gerechtigheid zich zullen openen voor de pelgrimsstoet van gezaligden uit alle streken van de wereld.
Omhoog kijken! Ook als het vervuld gaat worden wat Zefanja als uit de mond van de Heere gezegd heeft: Maar Ik zal in het midden van u doen overblijven een ellendig en arm volk; die zullen op de naam des Heeren betrouwen (Zef.3:12).
Hoort u bij dat volk? Ben jij ellendig en arm?
Dat volk zal op de naam van de Heere betrouwen.
Het komt alles uit Hem; vanuit de gerechtigheid die Hij aanbrengt.
Voor een ieder wiens hoop op Hem is, wilde Hij in het gericht van God staan!
Daarom staat er in onze catechismus dat Hij Zich gesteld heeft in het gericht van God. Opdat Hij al de vloek die op mij lag, zou wegnemen.
Gemeente, soms schrik je wel eens. Er zijn mensen die zeggen kind van God te zijn, en als je het hebt over ‘alle vloek’, dan lijkt hen dat volkomen vreemd te zijn. Voelt u aan dat de Heilige Geest dieper boort?
We moeten onszelf steeds afvragen: Zie of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op de eeuwige weg (Ps.139:24). Het is geen vanzelfsprekendheid om kind van God te zijn. De Heere oefent Zijn kinderen in deze dingen.
Er staat: ‘Om mijnentwil!’ Als je niet weet van de vloek in je leven, kun je er ook niet van verlost worden. Zonder zonden is er geen vergeving. Zonder zonden geen vloek en geen Christus die deze vloek heeft weggedragen.
‘Om mijnentwil!’
Het geheimenis van het kruis van Christus wordt ontsloten in de schuldbelijdenis aan Zijn voeten. ‘Dat is nu de troost’, zegt de catechismus. Dat is onze troost in leven en in sterven. ‘Om zonder verschrikking voor Hem te verschijnen’, zoals er bij onze doop gebeden is.
Hoe reist u naar die Godsontmoeting toe?
Hij zal eens komen als Rechter van het heelal.
Het hoofd van alle vromen zal hij dan kronen met de kroon van de overwinning.
‘Dan zullen’, zegt de catechismus, ‘al Zijn en mijn vijanden in de eeuwige verdoemenis geworpen worden.’
Paulus heeft het zo gezegd: Indien iemand de Heere Jezus Christus niet liefheeft, die zij een vervloeking; Maranatha! (1 Kor.16:22). En Jezus zegt: Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die de Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem (Joh.3:36).
Maar ziende op de Heere Jezus, onze Koning, klinkt echter vanuit de catechismus: ‘Maar mij met alle uitverkorenen zal Hij tot Zich nemen in hemelse blijdschap en heerlijkheid.’
Mij! Mag dat woordje eens een keer voorop staan? Mij?
Wij zouden misschien zeggen: ‘Alle uitverkorenen en ik ook.’
‘Nee’, zegt dan het geloof, ‘ik mag eerst op Hem zien. En ik weet dat ik niet de enige ben.’ Allen die Hij kocht met Zijn dierbaar bloed zullen delen in deze eeuwige erfenis.
Dat Hij mij tot Zich nemen zal is het grootste wonder.
Ja, anderen worden zalig, maar de catechismus zegt hier zo nadrukkelijk: ‘Ook mij!’
Laat van die milde regen droppelen vallen ook op mij!
Bunyan zegt dat als zondaren in de hemel komen, dat een groot wonder is. Maar het grootste wonder is: als ik zelf ook binnenkom.
Als de Redder komt als de Rechter van de hemel en van aarde, dan zal de zaligheid volkomen zijn.
Er staat: ‘Mij met alle uitverkorenen tot Zich nemen zal.’
‘Tot Zich…’ Daar moet je een streep onder zetten. Gods kind gaat niet ‘maar’ naar de hemel. Het kind gaat niet ‘maar’ naar het Vaderhuis met Zijn vele woningen. Nee, er staat: ‘Hij zal ze tot Zích nemen.’ Jezus riep de moordenaar aan het kruis toe: Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn (Luk.23:43).
Zo zal het ook zijn met Zijn wederkomst: ‘Hij zal mij met alle uitverkorenen tot Zich nemen in de hemelse blijdschap en heerlijkheid.’
Amen.
Slotzang: Psalm 140:13
De vromen zullen U verhogen,
Gezegend door Uw milde hand;
D’ oprechten zullen voor Uw ogen
Steeds bloeien in gewenste stand.
De verhoogde Christus
1. Hij heerst
2. Hij zegent
3. Hij oordeelt
Gespreksvragen Heidelbergse Catechismus (=HC)
Je kunt enkele of alle vragen nemen als uitgangspunt om de preek te overdenken of te bespreken.
1. Wat betekent door lijden tot heerlijkheid? Hoe is dat bij de Heere Jezus te zien?
2. Vergelijk de hemelvaart van Henoch en Elia met de hemelvaart van de Heere Jezus.
3. Voor wie en waarom is het een troost dat er niets gebeurt zonder Christus?
4. Wat werd in de preek gezegd over Corrie ten Boom? Hoe was daarin Gods hand te zien?
5. Is er één kerk of zijn er vele kerken?
6. Paulus zegt dat hij alles schade en drek acht (Filippenzen 3:7,8). Wat bedoelt Paulus daarmee? Zeg je dat Paulus na? Hoezo dan?
7. Wat betekent dat als je in Christus gelooft, met Hem in de hemel gezet bent? Daar komt een kind van God toch pas als hij of zij gestorven is?
8. In de preek werd gevraagd: Bent u Christus ingelijfd door een waarachtig geloof? Probeer in eigen woorden weer te geven wat met de vraag bedoeld wordt.
9. Het nut van het feit dat de Heere Jezus in de hemel zo hoog verheerlijkt is, heeft een binnenkant en een buitenkant. Licht beide kanten toe.
10. Welke hemelse gaven giet de Heilige Geest uit? Hoe komt het dat deze bij de één meer tot openbaring komt dan bij de ander?
11. Wanneer leven mensen horizontalistisch? Is dat in onze gemeente te zien? En in jouw leven?
12. Horen troost en wederkomst bij elkaar?
13. In de preek werd gesproken over de tekenen der tijden. Wat zijn dat? Wat betekenen die voor ons?
14. Deze vraag werd niet in de preek besproken.
In Mattheüs 25 zien we drie fasen bij de tekenen van de tijden. Hieronder worden de fasen en de tekenen die erbij horen weergegeven.
- Welke tekenen zijn in onze tijd herkenbaar?
- Waar wordt het meest tegen gewaarschuwd en waarom?
Het begin van de smarten (als van een vrouw die baart), 4-8:
-verleiding
-oorlogen
-hongersnoden
-ziekten
-aardbevingen
Grote verdrukking, 9-24:
-verdrukking
-gedood worden
-gehaat worden
-velen zullen afvallen
-elkaar haten
-valse profeten
-wetteloosheid
-liefdeloosheid
Kosmische tekenen en teken van Christus, verzen 29, 30
Zon, maan en sterren geven geen licht meer
Teken van Christus in de lucht
Voor de kinderen
a. Hoe noem je de feestdag waarop we terugdenken aan het teuggaan van de Heere Jezus naar Zijn Vader?
b. Wat betekent dat de Heere Jezus Thuis is? Zou jij daar ook willen zijn? Waarom?
c. Welke twee mannen uit het Oude Testament zijn zonder te sterven Thuis gekomen? Je kunt hun namen ook opzoeken in de Bijbel: Genesis 5:21-24 en 2 Koningen 2:9-12.
d. In de preek werd gesproken over hemelwater. Wat zou dat zijn? Wat geeft de Heere nog meer uit de hemel?
e. Hieronder zie je staan de vijf trappen van de vernedering van de Heere Jezus en de vier trappen van Zijn verhoging. Bespreek met je papa of mama wat dit betekent.