Ds. J. van Vliet - Handelingen 1 : 9 - 11

De hemelvaart des Heeren

Het ten hemel varen des Heeren
Het hemelvaartsonderwijs voor de achterblijvende discipelen

Handelingen 1 : 9 - 11

Handelingen 1
9
En als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen, daar zij het zagen, en een wolk nam Hem weg van hun ogen.
10
En alzo zij hun ogen naar den hemel hielden, terwijl Hij heenvoer, ziet, twee mannen stonden bij hen in witte kleding;
11
Welke ook zeiden: Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar den hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is in den hemel, zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien heenvaren.

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 8: 1, 3
Lezen : Handelingen 1: 1-14
Zingen : Psalm 68: 9, 16
Zingen : Psalm 57: 7
Zingen : Psalm 47: 1, 3

De tekstwoorden voor deze Hemelvaartsdag vindt u in het voorgelezen Schriftgedeelte: het boek van de Handelingen, het eerste hoofdstuk en daarvan de verzen 9, 10 en 11. Daar lezen wij Gods heilig Woord en onze tekst als volgt:

 

En als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen, daar zij het zagen, en een wolk nam Hem weg van hun ogen.

En alzo zij hun ogen naar de hemel hielden, terwijl Hij heenvoer, ziet, twee mannen stonden bij hen in witte kleding;

Welke ook zeiden: Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is in de hemel, zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar de hemel hebt zien heenvaren.

 

In onze tekst wordt gesproken over: De hemelvaart des Heeren.

 

Met Zijn hulp willen wij stilstaan bij twee gedachten:

1. Het ten hemel varen des Heeren

2. Het hemelvaartsonderwijs voor de achterblijvende discipelen

 

1. Het ten hemel varen des Heeren

 

Gemeente, wat is Hemelvaart een wonderlijk feest! Toen is gebleken dat de ontzaglijke breuk door onze zonde – die nooit door enig mens, hoe dan ook, hersteld kan worden – toch geheeld is. Geheeld door de arbeid van Hem, Die de enige Naam draagt die onder de hemel gegeven is tot zaligheid.

De apostel Paulus schrijft aan Gods kerk dat Hij ons mede heeft opgewekt en ons ook mede gezet heeft in de hemel in Christus Jezus.

Paulus zegt daarmee eigenlijk: het belang van Christus is ook het belang van allen die tot Zijn volk behoren. Wat van Christus geldt, dat geldt ook voor Zijn kerk. Waarheen Hij is opgevaren, daarheen zal ook eenmaal Zijn kerk met Hem worden gebracht. Hij gaat haar voor.

Eigenlijk is de boodschap van Hemelvaart aan Gods volk midden in hun bange strijd: ‘Ik ben U vooruit. Ik ben er al. Ik ga u voor! En dan komt u er ook. U komt er gewis. Daar sta Ik voor in. Want uw Hoofd is boven.’

Jongens, meisjes, wanneer iemand in het water valt die niet kan zwemmen, kun je wel  zeggen dat hij dan verdrinkt. Maar als zijn hoofd nu maar boven water blijft, dan zal het goedkomen.

Christus, als Hoofd van de kerk, is de strijd te boven. Hij is boven water, zou je kunnen zeggen. Maar nu kan Zijn lichaam, de kerk, in de zee met haar hoge golven in zo’n grote nood terechtkomen. Het Hoofd van de kerk is echter boven! Hij is opgevaren. De apostel zegt hierover: En heeft ons mede opgewekt, en heeft ons mede gezet in de hemel (Ef.2:6).

Om deze reden mag de kerk het op deze feestdag wel met verwondering uitroepen:

 

Gij voert ten hemel op, vol eer;

De kerker werd Uw buit, o Heer’.

Gij zaagt Uw strijd bekronen.

 

Wat heeft de dichter van de oude tijd, door Gods Geest onderwezen, er al van gezongen:

 

God vaart voor het oog,

Met gejuich omhoog.

 

Gemeente, u ziet maar weer: het is niet altijd tranen schreien. Niet altijd smart en droefheid. Nee, daarom zingt Datheen:

 

Blijdschap komt na veel smarten

Alle oprechten harten.

 

O, de Heere is in lijden geweest, maar Hij is ook boven de strijd uitgekomen. Hij is de dood ingegaan, maar Hij is ook opgestaan. Hij vaart zelfs op ten hemel.

 

Om nu voor onszelf de ware troost van Hemelvaart te verkrijgen, hebben wij – net als de discipelen – Gods Geest, de Geest van Christus, zo nodig. Daarom gaan wij aan de hand van onze tekst in het kort stilstaan bij de hemelvaart des Heeren.

 

De hemelvaart is een wonderlijk gebeuren zoals we onze tekst lezen. En als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen. Dus pas wanneer Hij alles gezegd heeft, wanneer Zijn werk op aarde voltooid is, dan is na gedane arbeid de rust wel zo zoet.

Wat is het immers een zware arbeid geweest om in de weg van de verhoging van Gods recht en het opluisteren van Zijn deugden, aan de eis van Zijn goddelijke gerechtigheid voldoening te geven.

Wat heeft het veel gekost om Gods kerk zalig te maken.

 

Wat wil het nu zeggen als onze tekst zegt: En als Hij dit gezegd had?

Eigenlijk kun je lezen: Hij is uitgesproken; alles is gezegd.

Geliefden, dat houdt zeer veel in!

De Heere Jezus was gekomen om te lijden en te sterven. Hij behaalde een volkomen overwinning op dood, graf en hel. Er behoeft niets meer over gezegd te worden; het  werk om de zaligheid te verdienen is volbracht.   

Kinderen des Heeren, hierin ligt een les. Wat zoeken wij toch veel zaligmakers die de echte rust niet kunnen geven. Wij zoeken wat aanvullingen. Wat zijn we rooms in ons hart. Och, wat zijn we aan het werk en bezig om nog iets te zijn.  

En nu horen wij: En als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen. Zijn werk is nu af! Daarom vaart Hij op Gods tijd op. Evenwel niet onverwacht, ook niet overhaast. Het is daar op de Olijfberg één en al macht en majesteit.

Als wij ergens heen gaan, dan is het nogal eens: ‘Ik moet dit nog doen en dat moet ik nog afmaken, want ik moet weg…’ Ach, wat een onrust hebben we dan al niet.

Van Hem lezen wij echter in onze tekst: En als Hij dit gezegd had.

Op Golgotha heeft Hij duidelijk uitgesproken, nee, uitgeróepen: Het is volbracht! (Joh.19:30)

Het bewijs hiervan is: En als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen. In alle rust. Om het welbehagen des Vaders wordt Hij nu van de aarde opgeheven. Zijn Vader neemt Hem op.

 

We lezen in onze tekst: Daar zij het zagen. Wat zagen de discipelen? Wel, dat de Heere vanaf de top van de Olijfberg wordt opgenomen.

Hoe gaat Hij naar de hemel? Als een begenadigde? Als een godzalige?

Geliefden, wat zijn dat grote zaken! Voor ons allen moet dat het allervoornaamste zijn.

Maar voor de Heere Jezus ligt het wel heel anders. Hij vaart niet op als een begenadigde. Integendeel! Hij gaat met recht naar de hemel.

Er is nooit een mens die zich daarin met de Heere kan vergelijken. Er is nooit een kind van God naar de hemel gegaan of het was als een rechteloze. Het is immers enkel genade.

Gods volk gaat als een in zichzelf veroordeelde naar de hemel. Het is toch een wonder als je als een goddeloze om niet de vergeving van al je schuld en zonden geschonken wordt? Het is uit vrije genade in de hemel opgenomen te mogen worden.

 

Christus is opgenomen. Wat is dat een wonderlijke feestdag geworden! Hij vaart op als een rechthebbende. Hij heeft er een heilig recht op. En alleen Hij maar! Maar wel  volkomen. Dat had God Hem Zelf beloofd.

Op grond waarvan?

Gods wet is beslissend. In de wet laat God weten wat beslist over dood of leven.

De wet maakt uit: hel of hemel. God had in Zijn wet tot de eerste Adam gezegd: ‘Doe dat en gij zult leven.’ Die wet werd ook voor de tweede Adam gehandhaafd. ‘Doe dat en Gij zult leven!’

O, de eerste Adam had als een wetsovertreder de poort naar de hemel toegesloten. Die kon nooit meer open gaan. In der eeuwigheid niet.

Nu, met Hemelvaart, zien we de tweede Adam, die dierbare Heere Jezus Christus. Hij heeft als de tweede Adam aan het heilig recht van het eeuwig verbond voldaan.

Het verbond der werken is door de ongehoorzaamheid van Adam en de overtreding van Gods wet, verbroken. Maar het genadeverbond, dat door de tweede Adam is gesloten, is door diens gehoorzaamheid bevestigd. Door Zijn lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid is de wet Gods volmaakt volbracht. Hij heeft dat uitgesproken. Hij heeft het gezegd. Hij heeft het grote woord uitgeroepen. Welk grote woord? O, Hij heeft uitgeroepen: Het is volbracht!

De gehele wet is volkomen vervuld.

 

Wat wordt het Sion Gods toch eerlijk zalig.

U moet uzelf maar eens onderzoeken. Ligt de vrucht van Gods zaligmakend werk door Zijn lieve Geest in uw hart?

Weet u wat één van de meest zuivere kenmerken daarvan is?

Het gaat er u dan om, hoe dan ook, eerlijk zalig gemaakt te worden. Niet ten koste van Gods recht, maar in de genoegdoening aan en de bevrediging van Gods recht.  

 

En als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen. Hij is degene Die alles heeft gedaan wat Zijn Vader heeft geëist. Want God houdt vast aan de eis van Zijn wet en het is niet ten koste van die eis gegaan.

Sion wordt door recht verlost. De Heere leert dit ook Zijn kinderen. Mocht Gods Geest  door ware ontdekking het ons ook maar leren.

Gemeente, weet je wat je dan aan de weet komt? God brengt je dan terug naar het paradijs. En de Heere leert je daar die ontzaglijke breuk vanwege onze zonde verstaan.

Hebben we dat wel eens in waarheid mogen inleven?

Onderzoek het eens. Smytegelt zou zeggen: ‘Leg het eens aan je hart.’

 

Heb je dat vonnis, uitgesproken door een rechtvaardige Rechter, wel eens mogen billijken? Heb je de straf op de zonde wel eens in waarheid aanvaard? Heb je dat vonnis wel eens kunnen accepteren? Is het wel eens waar geworden: ‘Uw doen is rein, Uw vonnis gans rechtvaardig’? En heb je op deze wijze alle rechten en aanspraak verloren?  

Wat wordt het dan een wonder, dat die Gezalfde des Vaders, die dierbare Heere Jezus gekomen is. Toen Hij geboren werd, klonk het van de hemel: Gij zult Zijn Naam heten Jezus, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden (Matth.1:21).

Hij is de Zaligmaker en Hij heeft de zaligheid volmaakt aangebracht; want er staat in onze tekst: En als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen.

Hij komt als een rechthebbende weer thuis.

 

Hij wordt weer opgenomen. Dat opnemen is dus een daad van God de Vader.

Wat een wonder moet dat toch geweest zijn. Hij heeft de Rechter voldoening gegeven.  God als Rechter heeft Hem bij de opstanding uit het graf opgewekt. En nu wordt Hij door Zijn Vader thuisgehaald in de hemel, hersteld in Zijn eeuwige gunst en gemeenschap.

Wat een Vaderlijke dag is die opname in de hemel.

Jezus vaart in eigen kracht op, om als de grote Salomo op Zijn troon plaats te nemen, en Zijn kroonrecht te ontvangen.

Daartoe heeft Hij tranen geschreid. Daartoe heeft die dierbare Borg geworsteld. Daartoe onderging Hij zulk een bitter lijden en sterven. Maar daartoe is Hij ook op paasmorgen opgewekt. Toen heeft Hij het onsterfelijke en onverderfelijke leven ontvangen.

Nu wordt Hij opgenomen en daarmee brengt Hij dat ware leven in de hemel.  

 

Geliefden, wat een wonderlijk en majesteitelijk gebeuren, toen de Heere met zulk een rust ten hemel opvoer.  

We lezen ook van een hemelvaart van de profeet Elia. De grote profeet Elia onder het oude verbond is immers ook ten hemel opgenomen.

Hoe ging dat? Met een vurige wagen. We weten het, daar waren vurige paarden. Daar openbaarde zich de macht en de triomf Gods. Elia werd alles geschonken: van buiten af en onverdiend.

Maar als de Heere Jezus opgenomen wordt, wanneer Hij opvaart, dan is er zalige rust. Dan is daar de majesteit van stille rust en vrede. Hij heeft immers alle macht in Zichzelf.

Er is geen onweer zoals bij Elia. Geen bliksem.

Nee, in het vermogen dat Hem is geschonken, ligt majesteit en rust; opdat Hij Zijn kerk  kan leren verstaan: Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden (Zach.4:6).

 

Geen kracht of geweld… Gemeente, wij menen zo vaak van alles te moeten doen.

Als God in je leven komt, wat ga je dan doen? Als de Heere de schuld een weinig gaat blootleggen, dan ga je nogal wat beloven. ‘Heere, wees toch lankmoedig, ik zal alles betalen.’

Maar ben je al eens uit het werkhuis gekomen? Ben je al eens van het werkhuis in het armenhuis terechtgekomen?

Gemeente, wat is het groot hier eens wat van te verstaan. Uitgewerkt, en dan die rust te ontvangen. Een geschonken rust, een verkregen rust, een zoete rust; een rust van Hem Die de grote Rustaanbrenger is. Een rust van Hem Die opvaart in zulk een kalme majesteit. Er is geen zweem van onrust bij.

 

Ach, in het kerkelijk en godsdienstig leven is er vaak zo veel drukte. Kinderen Gods, wees nu eens eerlijk, juist dan gebeurt er zo weinig.

Maar als het eens werkelijk waar wordt dat God overkomt, dan hoef je daar echt geen ophef over te maken. Al die ophef is helemaal van onszelf.

Maar wat ontstaat er een stilte als de Heere eens overkomt. Wat ligt daar een majesteit in. Wat werkt dat een eerbied. In het ware werk Gods ligt altijd een zekere rust. Want het is een vrucht van Hem Die de Rust Zelf is.  

 

Nadat Hij alles heeft gezegd werd Hij opgenomen. Het is waarlijk geschied, zeggen we dan, zichtbaar en plaatselijk. Een werkelijkheid, die met ons verstand onmogelijk te bevatten is.

Als je nu eens denkt aan de tegenwoordige technische ontwikkelingen, wat een raketten en satellieten in het heelal worden gebracht, met welk een geweld dat allemaal gebeurt. Hoeveel explosiekracht moet daarvoor niet worden aangewend. Dat is nauwelijks te bevatten. Blijf maar uit de buurt van al dat geweld en die onrust.  

 

Maar nu vaart de Heere op van de aarde naar de hemel. Daarin ligt zo’n majesteit en rust. Waarlijk, als mensen vanaf de aarde naar de hemel kijken, is er rust.

En alzo zij hun ogen naar de hemel hielden, terwijl Hij heenvoer, ziet, twee mannen stonden bij hen in witte kleding.

Ziet. De discipelen horen er bij. Ze hebben het zelf gezien.

Hemelvaart is ook een plaatselijk gebeuren. Want Hij ging van de ene plaats naar de andere, naar de hemel.

Hij is waarlijk mens gebleven. Daarom ging Hij ook maar vanaf één plaats, vanaf de Olijfberg naar de hemel, waar Hij nu als waarachtig mens is gezeten aan de rechterhand van God de Vader.

 

Vanaf welke plaats voer Hij op?

Vanaf de Olijfberg, lezen we in Gods Woord. Wat een bijzondere plaats. Een plaats waaraan veel herinneringen verbonden zijn. Wat is daar ontzaglijk veel gebeurd.

Aan de voet van de berg ligt Gethsémané, de hof der hoven. Wat heeft Sions Borg daar een dure prijs betaald. Wat is het Hem daar bang geworden. Want Hij droeg daar de last van de eeuwige toorn Gods. De beker van de hitte van Gods gramschap die geledigd moest worden, is Hem daar in de hand gegeven.

Hij heeft ook daar de wijnpersbak van Gods eeuwige toorn getreden en er was niemand van de volken met Hem.

Gemeente, moeten we dan niet zeggen dat er weinig waarachtige ontdekking is die leidt tot de afsnijding van alles van ons? Ontdekking die plaats maakt voor de arbeid van een Borg?

Wat wordt er veel beschouwend beredeneerd dat we een Borg nodig hebben voor onze schuld. Maar er gebeurt niets, want er is geen plaats voor Hem. Gemeente, wat is de Geest Gods ver geweken met Zijn twistingen.

 

Als we op Hemelvaartsdag zien hoe die dierbare Borg wordt opgenomen, hebben we zo nodig dat de Heere Zelf daarin meekomt.

Hij wordt niet zomaar hier of daar vandaan opgenomen.

Nee, juist van de Olijfberg, opdat er een getuige zal zijn: het recht dat aan de voet van de Olijfberg, in de hof van Gethsémané, betaling heeft gevorderd. Daar is de strijd  gestreden.

Welke strijd is dat geweest?

Gods recht moest volmaakt genoeg gedaan. De rust kan alleen worden verkregen indien aan de eisen van Gods wet is voldaan. Op die Olijfberg is de Rechter genoegdoening gegeven. Deze berg wordt niet voor niets ‘de berg der verheerlijking’ genoemd. Wat een wonderlijke plaats!

 

De Heere is het Die ten hemel vaart. Wat is daar al niet aan voorafgegaan, daar aan die voet van de Olijfberg, daar in die hof van Gethsémané, in de diepte?

Welk een hellevaart is daar doorleefd. Wat is de Borg door lijden tot heerlijkheid gegaan. En daar zullen wij ook iets van moeten gaan leren. Niet borgtochtelijk. Maar de Heere maakt in die weg plaats voor de behoefte aan zo’n dierbare Borg.

Wat een wonder als wij er iets van gaan verstaan:

 

Ik lag gekneld in banden van de dood,
Daar d’ angst der hel mij alle troost deed missen.

 

Maar ook een wonder als er geleerd mag worden:

 

 

   ‘k Riep God niet vrucht’loos aan,

   Hij wil mij niet versmaân.

 

Welk een diepte ligt er in het proeven van de machten van hel en dood. Om zo ook de vrucht en de kracht van Zijn dierbare hemelvaart te mogen leren kennen. Aan een hemelvaart gaat altijd een hellevaart vooraf, hoewel trap en mate onderscheiden zijn.

 

We lezen in onze tekst: En als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen, daar zij het zagen.

Wat mochten de discipelen op de Olijfberg zien?

Wel, dat de Heere werd opgenomen om te zitten aan de rechterhand Gods, ten goede van Zijn volk.

Daarover horen we nader in onze tweede gedachte die spreekt over:

 

2. Het hemelvaartsonderwijs voor de achterblijvende discipelen

 

Onze tekst zegt: En als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen, daar zij het zagen, en een wolk nam Hem weg van hun ogen.

Toen de Heere opstond op de paasmorgen heeft niemand dat gezien, maar hier bij Zijn hemelvaart zijn er dus wel ooggetuigen.

De discipelen moeten immers predikers worden van Zijn hemelvaart. In de kring van Zijn leerlingen, die straks Zijn apostelen zullen zijn, mag de hemelvaart geen geheimenis zijn.

Ze zijn oor- en ooggetuigen geweest. Ze hebben alles gehoord en gezien. Zo kunnen ze straks het fundament gaan leggen van de apostelen en van de profeten, zoals van een goed gebouw het allesbeslissend is dat het fundament goed is.

Dit fundament van Gods kerk is Christus. Hij is immers niet alleen opgestaan, maar Gods kerk mag ook een Koning hebben Die leeft en in de hemel is opgenomen.

Moge Gods kerk in deze donkere wereld, waarin de hemel wordt afgeschreven, het maar verstaan: En wij hebben het profetische Woord, dat zeer vast is, en gij doet wel, dat gij daarop acht hebt, als op een licht schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlichte en de Morgenster opga in uw harten (2 Petr.1:19). 

 

Wie gelooft er eigenlijk nog in hel en hemel? Wie denkt er nog aan?

Wat leven wij met onze gezinnen in een vreselijke tijd. Vooral door de valse profetie en de valse leraars.

Wat een leugen en bedrog wordt er vanuit het godsdienstig denken waarbij hel en hemel helemaal op de achtergrond komen, verkondigd!

Juist het feit dat de Heere Jezus echt als mens is opgestaan en dat Hij zo ook als mens naar de hemel is opgevaren, wordt meer en meer ontkend.

Daarom heeft God in Zijn Woord er overvloedige bewijzen van gegeven dat Hij waarlijk ten hemel is opgevaren. Gods kerk zal daardoor mogen verstaan en zeker weten dat hun dierbare Borg en Zaligmaker in Zijn rust is ingegaan. Hij is in het land van Immanuël.

Maar als we dan op deze wereld zien – is zij niet één en al ongeloof en vijandschap? O, moeten wij op een Hemelvaartsdag alleen maar ons vlees voeden, door allerlei bezigheden?

De duivel is zo bezig om ons hart in te winnen. Arme wereld! Wie verstaat de betekenis van het feest van Hemelvaart nog? 

 

De discipelen staan op de berg en zien Hem ten hemel varen. We lezen dan in onze tekst: En een wolk nam Hem weg van hun ogen.

Een teleurstelling voor de discipelen, maar noodzakelijk. Die wolk belet immers de discipelen om dingen te zien die ze nu nog niet kunnen en mogen inzien.

Met hun menselijk oog kunnen zij het ingaan van de Heere in de hemel niet zien. Zover zijn ze nog niet. Dat is voor de toekomst.

Voor Gods kerk is op de aarde alles nog zo zeer ten dele. Hellevaart is ten dele, maar ook hemelvaart.

Als de Heere dat wil gaan leren, dan leer je dat nooit ten volle. Want dacht u dat een kind van God ooit ten volle die last van de eeuwige toorn van God zal kunnen dragen? Ons verzwakte lichaam zou er gewis onder verteren.

Zo ligt dat ook met de hemelse heerlijkheid. Het is wel eens gebeurd dat Gods volk zo overspoeld mocht worden door de liefde Gods, dat ze er als het ware onder dreigden te bezwijken. Dat eenvoudig gezegd de hemel zó overkwam, dat ze zeiden: ‘Heere, houd het toch wat in, want ik zal er onder bezwijken.’ Zo hemels was het! Een kind van God kan hier maar een klein beginsel van proeven en smaken.

Horen jullie dat, jongens en meisjes? De wereld belooft wel een heleboel, maar het valt zo tegen. Wat de Heere Zijn kinderen geeft, is nog maar een heel klein beginsel. Het allerbeste komt nog.

 

Dan is er een wolk. Een wolk nam Hem weg van hun ogen. De Heere legt er dus een wolk voor. Calvijn zegt hierover zo prachtig: ‘Voor ons is hierin dit onderwijs, dat wij niet meer moeten begeren dan wat wij kunnen verdragen.’ Hij zegt dus heel nuchter: Gods kerk kan nu nog niet alles hebben. Dat zou te veel voor hen zijn.

Hierin ligt een les voor Gods kinderen, voor de strijdende kerk, dat we hier op aarde nog geen hemel kunnen verwachten. Nee, we zijn hier nog niet in de hemel. We zijn nog op de aarde. Ook als God wel eens iets van de hemel doet smaken, is dat slechts een beginsel.

De discipelen wilden de Heere eigenlijk bij zich houden. Maar dan is er opeens een wolk. Het is alsof de Heere ermee wil zeggen: ‘Dit is het. Hij is naar de hemel. Verder kijken kan nog niet. U zult Hem zo niet meer zien op deze aarde.’

De Heere Zelf had het vooraf al tegen de discipelen gesproken: Het is u nut dat Ik wegga (Joh.16:7).

 

De discipelen kijken de Heere na, maar een wolk neemt Hem weg. Hebben zij nu gelijk blijdschap gekend?

Weet u wat hier nu zo opvalt? Wel, dat Gods kinderen altijd maar weer onderwijs nodig hebben. Ook de discipelen. Want we lezen verder: En alzo zij hun ogen naar de hemel hielden

In de grondtaal staat een woord dat duidelijk maakt dat de discipelen op die berg ingespannen stonden te kijken. Ze hielden hun ogen voortdurend op de hemel gericht. Het viel immers niet mee Hem na zoveel zoete gemeenschap te moeten missen.

Zij hadden al die jaren met Hem mogen wandelen, met Hem mogen eten en drinken. Al die tijd heeft Hij met zoveel liefde en geduld zulk kostelijk onderwijs gegeven. Ze hebben zoveel wonderen mogen zien. Menigmaal hebben ze Zijn liefdevolle en tere bescherming mogen genieten. Wat een liefde hebben ze van Hem geproefd en gesmaakt!  

Wat dacht u, gemeente, zou dat geen goed leven zijn, als de Heere daarvan iets schenkt?

 

Daarom staan ze nu zo ingespannen naar de hemel te turen. Hij is weg…! Alles is voorgoed voorbij. En zij blijven eenzaam en alleen achter.

Maar toch… de Heere geeft er al meteen blijk van dat Hij hen echt niet vergeet. Hij is en blijft altijd hun medelijdende Hogepriester.

Hij vaart als Koning op naar de hemel en het eerste wat Hij dan doet als Hij op Zijn troon zit, is het zenden van ambassadeurs. Nee, het is niet: uit het oog, uit het hart. Zijn liefde is echt niet afhankelijk van de afstand. De Heere is dan wel in de hemel, maar Zijn liefde is er niet minder om.

Hij heeft afscheid genomen, maar Hij heeft geen afstand gedaan!

Hij laat ze wel achter, maar Hij laat ze niet los.

Luistert u maar.

 

En alzo zij hun ogen naar de hemel hielden, terwijl Hij heenvoer, ziet, twee mannen stonden bij hen in witte kleding.

Kijk eens, twee hemelse boodschappers.

Ze stonden daar niet in rouwkleding. Nee, in feestkleding, in witte kleding. Want het is echt feest. Wat brengen die engelen een feeststemming mee voor de discipelen.

Zij brengen een blijde boodschap: Hij is goed aangekomen en nu leeft Hij eeuwig op Zijn troon.

Kinderen des Heeren, moge u vandaag nog eens een indruk geschonken worden dat de Heere goed aangekomen is. Dat alles goed is. Dat de Heere thuisgekomen is! Wat hebben de discipelen dat toen de Heere mogen gunnen!  

 

Wat een wonderlijke en genadige boodschap brengen deze beide engelen. We lezen immers: Welke ook zeiden: Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar de hemel?

Die herauten van de Koning, die twee engelen in witte kleding, spreken de discipelen aan met: Gij Galilese mannen!

Meestal lag er in zo’n aanspraak een diepe verachting. ‘Galileër…’ Iemand van een geringe afkomst. Maar als dat hier wordt gezegd, dan duidt dat allerminst op verachting.

Nee, ze komen immers uit Galilea? Wat krijgen ze nu te horen?

Die boodschappers uit de hemel zeggen: ‘U bent bij de hemel in tel.’

Als je dat vandaag eens geschonken wordt; een indruk dat de hemel van je af weet. O, wat is dan de wereld leeg, arm en ongelukkig. Dan zeg je, jongens en meisjes: ‘Mij niet gezien, hoor!’

Als je dat mag zien, krijg je een andere vreugde. Dan bezit je een ander geluk. Dan heb je iets wat in de hele wereld niet te vinden is.

U bent bij de hemel in tel! Dat is wat! Het is toch heel wat beter door de hemel gekend te zijn, dan bij de wereld niet in tel te zijn?

 

Was het dan niet goed van de discipelen om naar de hemel op te zien? Nee, wij doen dat eigenlijk nog veel te weinig.

Doe je dat wel eens? Ken je daar iets van? Zomaar in je eentje naar de hemel kijken?

Dat durf je thuis misschien niet te zeggen, of je kunt het niet. Dat je zo in het donker over de wereld loopt, en dat je wel eens naar boven kijkt in al je verlangen, in al je gemis, in al je ongeluk, in al je strijd, in al je vrees, in al je roepen. Heb je wel eens naar de sterren gekeken en gezegd: ‘O God in de hemel…’?  

Wat kunnen wij toch in de wereld opgaan. Is het je in de wereld wel eens te benauwd geworden?

Wat is dat groot, als de hemel waarde mag krijgen. Paulus zegt hierover tegen Gods kerk: Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods (Kol.3:1).

 

Geliefde gemeente, wat keken de discipelen ingespannen naar de hemel. Dat deden ze op dat moment wellicht helemaal verkeerd. Want Jezus komt niet terug. Ze hadden Hem eigenlijk bij zich willen houden. Gewild dat Hij toch nog Koning in Jeruzalem zou worden om een aards koninkrijk op te richten.

De discipelen moesten nog heel wat leren. Ze moesten leren om door het geloof te gaan leven. De les is om niet met lichamelijke ogen op te zien naar de hemel, maar om te leren hun harten hemelwaarts te mogen heffen. Om te leren met geestelijke ogen uit te gaan zien naar de komst van de opgevaren Koning.

Daartoe dient die wolk. Hij is weg. Hij is goed aangekomen. Maar Hij komt weer terug op de wolken des hemels. Maar daarover spreken we straks.

 

Wat een onderwijs. We lezen in Romeinen 1 vers 17: De rechtvaardige zal uit het geloof leven.              

Tot aan de hemelvaart hadden de discipelen een aangenaam leven. Dat gevoelige leven. Dat gestaltelijke leven. Dat is zo’n aangenaam leven. Maar wat is het nodig dat de Heere dat eens gaat wegnemen. Dat je dat gevoelige leven als grond eens gaat kwijtraken. Om alleen op de Heere te leren leunen en steunen.

Ik zeg niet dat het leven uit het geloof zonder gevoel is. Dat je dan altijd zo koud bent als een steen. Dat bestaat niet. Maar het maakt zo’n verschil uit of wij onze grond, onze steun en onze zekerheden in onze gestalten zoeken, en het menigmaal daar van verwachten.  

 

Wat krijgen de discipelen een onderwijs! In de tekst staat: Wat staat gij en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is in de hemel, zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar de hemel hebt zien heenvaren.

Discipelen, Hij is nu in de hemel. Daar bent u beter mee geworden. Want daar maakt Hij het waar: Ik zal u geen wezen laten (Joh.14:18). ‘Ik vergeet u niet. Ik zal u straks een andere Trooster geven.’

Geliefden, wat een troost ligt hierin voor Gods kerk!

Die gevoelige nabijheid is aangenaam. Maar het is toch groter als je door het oog des geloofs mag zien. Als de Heere het geeft, en Hij vergunt het eens iets te mogen zien van de Borg, die is gezeten aan de rechterhand des Vaders, en dat ons ten goede. Als je het zelf niet meer weet, als je eigen spreken ophoudt, maar als je dan mag weten een Voorspraak in de hemel te hebben. Als het dan in je hart gaat leven wat we samen zingen uit Psalm 57 vers 7:

 

               Uw goedheid, Heer’, is groot en hemelhoog;

               Uw waarheid reikt tot aan de wolkenboog;

               Verhef U dan ver boven ‘s hemels kringen;

               Uw eer versprei’ haar luister in elks oog;

               Laat ieder die door heel de wereld zingen.

 

Geliefde gemeente, Hij komt terug.  Deze Jezus, Die van u opgenomen is in de hemel, zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar de hemel hebt zien heenvaren.

Straks op die grote dag komt Hij terug. Als de Rechter van hemel en aarde. Op die dag van het grote oordeel.

U bent nog in de wereld. De wolk is er voor…  In deze wereld zult gij verdrukking hebben. Maar dit is de troost: Ik heb de wereld overwonnen (Joh.16:33). Heb dan goede moed. Ik zal u niet begeven, Ik zal u niet verlaten (Hebr.13:5).

 

We lezen in het evangelie van Lukas dat de discipelen na de boodschap van de engelen  met grote blijdschap in hun harten zijn teruggekeerd naar Jeruzalem.  

Weet u waarom zij zo verblijd waren? Om Jezus!

Zij zijn verblijd dat de Heere Jezus nu in de hemel mocht zijn. Dat Hij nu die toegang tot het Vaderhart Gods weer heeft ontsloten. Opdat Zijn volk daaruit bediend zou mogen worden. In het strijdperk van dit leven ziet dit volk dat Jezus nu in de hemel is en weer deelt in die Vaderlijke liefde en eeuwige gunst.

 

Wat is de opstanding en de hemelvaart des Heeren voor Gods kerk toch een hecht fundament. Maar wat hebben Gods kinderen bijzonder licht nodig om daaruit de troost te mogen ontvangen. Wat moet dat toch worden toegepast door Gods lieve Geest. Dat is ook nodig omdat op Hemelvaart het Pinksterfeest weer volgt.

 

Wat zie je op Hemelvaart dat de Heere direct Zijn engelen zendt om Zijn discipelen te troosten. De Heere zendt altijd troost als Hij dat nodig vindt.

Alleen zendt de Heere nu geen engelen meer. O nee, verre van dat. Wel wil de Heere nu vanuit de hemel Zijn knechten op aarde zenden om ook zo te troosten door de prediking van Zijn Woord.

Als God genade geeft, dan komt dat ook daarin uit, dat je plaats in Gods huis onder Gods Woord je zo lief is. Net zoals Ruth, die iedere dag vertoefde op de akker van Boaz. Waar begeer je dan liever te verkeren dan in het huis des Heeren?

Dan gaat het je er niet meer om de Heere met lichamelijke ogen te zien. Want Hij is nu in de hemel. Je ontvangt geestelijke ogen om te zien dat Hij eigenlijk nog veel dichterbij is.

 

De Heere is zo dichtbij u. Hoe dan? Wel, in Zijn lieve Woord. Eerlijk waar! In dat Woord komt de Heere u zo nabij. Hij zegt: En roept Mij aan in de dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren (Ps.50:15).

Wat krijg je dan een eerbied voor dat Woord. Wat ontstaat een tere vrees, in heel je houding, voor Gods Woord en de prediking, wanneer God eens geeft te zien dat het Zijn Woord is. Wanneer de Heere ons gaat onderwijzen door Zijn Woord en door Zijn Geest. Als Hij zegt: Want alzo zegt de Hoge en Verhevene, Die in de eeuwigheid woont, en Wiens Naam heilig is: Ik woon in de hoogte en in het heilige, en bij dien, die van een verbrijzelde en nederige geest is, opdat Ik levend make de geest der nederigen, en opdat Ik levend make het hart der verbrijzelden (Jes.57:15).

 

Gemeente, we gunnen u van harte zo’n nederig gemoed en verbrijzelde geest als een hemelvaartsgeschenk. In die weg leert de Heere: ‘Het is voor u nuttig dat Ik wegga.’

Want dan belooft Hij die Geest als de Trooster, Die we allemaal zo nodig hebben. Dat onderwijs van Gods Geest is nodig, wil het wel met ons zijn. Om door Gods Geest te worden geleerd en bekeerd. Het is zo nodig dat Gods Geest door wederbarende genade dat nieuwe leven gaat leren, waarbij we de wereld niets achten. Waarbij de wereld wel eens onder ligt. Waarbij je wel eens naar boven mag kijken.

Al is er dan wel een wolk. Want Gods kinderen zijn hier echt nog niet in de hemel. Daar komen ze wel achter.

Maar met de wolk gaat Gods kerk er echt niet op achteruit. Want de engel heeft het gezegd tegen de discipelen: Hij is in de hemel.

Moge dat voor Gods kerk nog eens een ogenblik waarheid worden in het binnenste.

 

De catechismus zegt dat het nut van de hemelvaart allereerst is dat wij Hem tot een Voorspreker in de hemel hebben. Je moet maar eens met je verdoemelijkheid in Adam op de wereld staan. Als God je die hellevaart eens gaat leren. Dan moet God je het in de strijd maar eens zo bang doen worden. Dan moeten alle eigen krachten, eigen rechten en aanspraken worden ingeleverd. Als een rechteloze, om eigen schuld. Als iemand bij wie het omkomen moet worden, en dat om eigen schuld en welverdiend. Dan gaat de hand op de mond en kunnen we geen woord ter verdediging of verontschuldiging meer inbrengen. Alles komt dan tegen je te getuigen.  

 

Maar dan die zoete bediening van zulk een Voorspreker in de hemel. Ach, om Hem te mogen leren kennen, Die daar voor Gods aangezicht Zijn kerk gedenkt en haar bedekt onder Zijn bloed. Hij vergeet ze niet. O, zulk een Voorspreker is Hij. Of kunnen wij soms zo goed bidden? Hebben wij zelfs maar het recht om te bidden?

Dat die gezegende Heere Jezus in de hemel is opgenomen – zegt de catechismus – wil zeggen dat Hij Zijn volk is voorgegaan. Hij zegt er eigenlijk mee: ‘Ik ben in de hemel. Ik ben de Eerste. Ik ben het onderpand; de garantie. Als Hoofd van de kerk sta Ik ervoor in dat deze Mijn lidmaten eenmaal tot Mij in de hemel zullen worden opgenomen.’

 

Wat is het weinig hemelvaartsfeest! Volk van God, laten we maar eerlijk zijn. Wat zijn we toch uit de aarde aards. Dat je dan vandaag nog eens een zucht zou mogen slaken: ‘O Heere, gun leven aan mijn ziel!’

Dat je ziel daar nog eens behoefte aan mag krijgen en een levende uitgang naar boven geschonken wordt. Dat de Heere nog eens álles mag worden. Dat de Heere door Zijn Geest, als een onderpand – een kracht, zoals in de catechismus staat – gaat leren zoeken hetgeen boven is, daar waar Christus is.

O, de Heere sprak eens: Waar uw schat is, daar zal ook  uw hart zijn (Matth.6:21). Wat is nu eigenlijk voor ons het belangrijkste? Wat is eigenlijk onze schat? Wat is onze rijkdom?

 

Mijn lieve hoorders, jongens en meisjes, wat is Hemelvaart een wonderlijk feest! De Heere is in de hemel. Hij mocht u op de aarde willen gedenken. Hij is een Koning Die in de hemel leeft en Die op de aarde grote wonderen doet.

Wat is dan het grootste wonder?

Dat is dat alles van deze wereld voor ons zijn waarde verliest!

Ja, we moeten wel ons werk doen. Naar school gaan en thuis de dingen doen die gedaan moeten worden. We moeten alles doen wat God ons te doen geeft.

Maar toch betekent het niet alles meer. Het is niet meer het allerbelangrijkste.

Er is dan iets in ons dat trekt naar boven. Iets dat naar God doet zoeken. Dat de Heere nodig krijgt, bij de aanvang en bij de voortduur.

 

En u die God zoekt in al uw zielsverdriet, houd aan, grijp moed; uw hart zal vrolijk leven. De Koning is in de hemel. Hij is op Zijn troon gezeten. O volk van God, wat zal het zijn om met Hem verenigd te mogen zijn! Wat zal dat een feest zijn voor Gods kerk. Die Koning zegt eigenlijk: ‘Ik ben u voorgegaan.’

Als Gods kinderen sterven worden hun zielen terstond tot Christus, hun Hoofd, opgenomen. Dat zegt ons troostboek. Straks, op die grote dag, als Hij wederkomt, zullen zij met ziel en lichaam beide met Hem verenigd worden.

En dat voor eeuwig! Altoos, eindeloos en zondeloos. Om de kroon voor Zijn gezegende voeten te mogen werpen. O, dan zal het werkelijkheid worden:

 

Niets uit ons, alles uit Hem.

Zo gaat het naar Jeruzalem!

 

Amen.

 

 

Slotzang: Psalm 47: 1 en 3

 

Juicht, o volken, juicht;
Handklapt, en betuigt
Onze God uw vreugd;
Weest te zaâm verheugd;
Zingt des Hoogsten eer;
Buigt u voor Hem neer.
Alles ducht Zijn kracht;
Alles vreest Zijn macht;
Zijne Majesteit
Maakt haar heerlijkheid,
Over ‘t rond der aard’,
Wijd en zijd vermaard. 

 

God vaart, voor het oog,
Met gejuich omhoog;
‘t Schel bazuingeluid
Galmt Gods glorie uit.
Heft de lofzang aan,
Zingt Zijn wonderdaân,
Zingt de schoonste stof,
Zingt des Konings lof
Met een zuiv’re galm,
Met een blijde psalm;
Hij, de Vorst der aard’,
Is die hulde waard.