Ds. D. Rietdijk - Zondag 20

Ons belijden aangaande de Heilige Geest

De Heilige Geest verbindt aan Christus
De Heilige Geest troost met Christus
De Heilige Geest houdt bij Christus
Deze preek is eerder gepubliceerd in ‘De Heidelbergse Catechismus’ van ds. D. Rietdijk en ds. C.G. Vreugdenhil (Kerkenraad Geref. Gem. Rotterdam-Zuidwijk, 2012).

Delen & Download

Download preek

Leespreek tekst

Zingen : Psalm 122: 1, 3
Lezen : Johannes 16: 5-22
Zingen : Psalm 119: 62, 65, 66
Zingen : Psalm 143: 10
Zingen : Avondzang: 7

Gemeente, wij gaan in deze dienst Zondag 20 van onze Heidelbergse Catechismus overdenken. Daar lezen wij:

 

Vraag 53: Wat gelooft gij van de Heilige Geest?

Antwoord: Eerstelijk dat Hij te zamen met de Vader en de Zoon waarachtig en eeuwig God is. Ten andere dat Hij ook mij gegeven is, opdat Hij mij door een waar geloof Christus en al Zijn weldaden deelachtig make, mij trooste, en bij mij eeuwiglijk blijve.

 

Het gaat in deze dienst over: Ons belijden aangaande de Heilige Geest.

 

We gaan dan drie dingen zien:

1. De Heilige Geest verbindt aan Christus

2. De Heilige Geest troost met Christus

3. De Heilige Geest houdt bij Christus

 

1. De Heilige Geest verbindt aan Christus

 

Gemeente, dit is de kortste Zondag die u in de catechismus kunt vinden. Korter zelfs dan Zondag 17, die ging over de opstanding van de Heere Jezus uit de doden, want die had ons tenslotte nog drie punten te melden. De Zondag over de Heilige Geest zegt ‘ten eerste’ en ‘ten andere’ en heeft dus niet meer dan twee punten.

Je zou je kunnen afvragen: waarom is de Heidelbergse Catechismus zo kort, wanneer hij spreekt over het geloof aangaande de Heilige Geest? Is de Heilige Geest dan niet belangrijk? Als u kijkt wat de catechismus zegt over God de Vader, dan ziet u dat daaraan twee Zondagen zijn gewijd. Over de Zoon blijken er negen Zondagen te zijn, namelijk van Zondag 11 tot en met Zondag 19. Terwijl het, wanneer het over de Heilige Geest gaat, eigenlijk maar één Zondag is die de naam van de Heilige Geest noemt: ‘Wat gelooft u van de Heilige Geest?’

Toch heeft onze catechismus daar redenen toe gehad. In de eerste plaats: lang niet alles wat over de Heilige Geest te zeggen is, wordt in deze Zondag behandeld. U kunt dat zien in het opschrift dat boven Zondag 20 staat. Daar staat: ‘Van God de Heilige Geest’ en dan ziet u dat het niet alleen Zondag 20 betreft, maar ook Zondag 21 en dat daar zelfs Zondag 22 bij behoort. Ook zou u Zondag 23 en 24 daarbij moeten rekenen. Want het is de Heilige Geest die de gemeente Gods, de kerk des Heeren, op de aarde vergadert. Dus wanneer we ‘een heilige, algemene, christelijke kerk belijden’, dan is dat ook het werk van de Heilige Geest hier op aarde. Als u ‘de gemeenschap der heiligen’ belijdt, dan is dat eveneens een werk van de Heilige Geest.

 

Gemeenschap der heiligen, dat is een werk dat over de hele wereld heen gaat. Ik heb wel eens een Rusland-Duitser gesproken, afkomstig  uit  de baptistische gemeenten in Rusland. Hij vertelde mij dat zij daar in Rusland in een zeer moeilijke periode met grote bedreigingen van vervolging waren en dat juist op dat moment zomaar bij hem een kaartje binnenviel, hier uit het westen vandaan, waarvan hij niet veel kon lezen. Maar daarop las hij alleen maar de naam Jezus Christus. Dat kon hij begrijpen. Dat was de Naam waar het om ging.

Hij zei: ‘Dat was als een troostdruppel vanuit de hemel gegeven. Dat was als een teken dat de Vader Die in de hemel woont nu precies wist waar het lijden op dat moment het allergrootst was en dat Hij daar nu Zijn vinger bij wilde leggen.’

Wel, dat doet de Heilige Geest. Zelfs over zoveel kilometers, duizenden kilometers afstand, weet de Heilige Geest de gemeenschap der heiligen tot stand te brengen en te onderhouden.

 

Ook de vergeving der zonden, de opstanding des vleses en het eeuwige leven behoren tot het werk van de Heilige Geest.

Als Jezus terugkomt op de wolken van de hemel zal het de adem van de Geest zijn, die over de aarde gaat, over het stof van de aarde en die dan de doden uit hun graven zal opwekken en die hen nieuwe lichamen zal geven, verheerlijkte lichamen, die toegevoerd zullen worden naar Jezus in de lucht.

Hij verzegelt ook de vrijspraak die God geeft in Christus Jezus. Ook dat is het werk van de Heilige Geest. Hij stempelt dat. Hij geeft daar zekerheid over. ‘Dit weet ik vast, God zal mij nooit begeven. Niets maakt mijn ziel vervaard.’

Dit werkt de catechismus uit in de Zondagen 20 tot 24.

 

In de tweede plaats moet u zich niet verkijken op die korte zondagsafdeling, Zondag 20. Want de zinnetjes die daar in staan zijn ontzaglijk zwaar geladen. Elk woord heeft op zijn plaats zijn eigen betekenis en zijn eigen waarde. In weinig woorden hebben onze onderwijzers in deze Zondag ons veel te zeggen over de Heilige Geest.

Neemt u de inzet van onze catechismus: ‘Wat gelooft gij van de Heilige Geest?’ En dan zeggen ze:

‘Eerstelijk dat Hij samen met de Vader waarachtig en eeuwig God is.’

Veel uitleggers van de Heidelbergse Catechismus laten zich verleiden om nu opnieuw te gaan spreken over de Godheid van de Heilige Geest, maar dat heeft de catechismus al  gedaan in Zondag 8, dus dat moet je nu niet opnieuw doen. We spreken er ook niet over dat de Heilige Geest geen kracht is van God, maar dat het een goddelijk Persoon is. Dat staat hier wel. Het is dus niet de bedoeling dat daar nu de uitleg over gaat. Het gaat nu over iets anders.

Er staat: ‘Dat Hij met de Vader en de Zoon sámen waarachtig en eeuwig God is.’ Dus er staat niet: ‘Evenals de Vader en de Zoon is Hij waarachtig God.’ Dan had ik over de Godheid van de Geest moeten spreken. Er staat niet: ‘Evenals de Vader en de Zoon’, er staat: ‘Sámen met de Vader en de Zoon is Hij waarachtig God.’ Het gaat dus om dat woordje ‘samen’. Wat bedoelen ze daarmee?

Wel, over God de Vader en onze schepping is al gehandeld in onze catechismus. Hij heeft laten horen dat de Vader van de Heere Jezus om Christus’ wil mijn God en mijn Vader is en dat Hij de Schepper is van hemel en aarde en dat Hij alle dingen door Zijn voorzienigheid onderhoudt. Daar heb je de goddelijke zorg van de Vader over de wereld. Dat is het werk van de Vader.

Van de Zoon heeft onze catechismus beleden: God de Zoon en onze verlossing. De Zoon verlost van de zonde. Hij verlost van het grootste kwaad en brengt ons tot God terug in de gemeenschap van God. Die verlossing is het machtige werk van de Zoon geweest. Dat lijden, dat sterven tot en met Zijn kruisdood toe, de opstanding uit de doden en de hemelvaart, dat machtige werk van de Heere Jezus, zoals we dat beleden hebben met de catechismus, dat is het werk van de verlossing. Gods Zoon heeft de schuld verzoend en de ongerechtigheid weggenomen.

 

En nu in deze dienst gaat het over de Heilige Geest. Bij die Heilige Geest hoort onze heiligmaking, de heiliging van de mens. Dat woord ‘heiliging’, daar hebben de catechisanten nog wel eens moeite mee. Wat is dat nu precies? Wat is nu heiliging? Wat is nu heiligmaking? Wat bedoelen ze daar nu mee?

De Zoon, het lijden en het kruis, dat kun je allemaal begrijpen. Het geboren worden in de stal is ook te vatten. De onderhouding van de schepping kun je zien, de hemel en de aarde kun je zien.

Maar dat werk van de Heilige Geest, dat lijkt zo ongrijpbaar, zo moeilijk te vatten met je verstand.

 

En natuurlijk, het werk van de Heilige Geest is niet zo dat we daar alles van begrijpen.

Maar we moeten wel weten wat de Geest doet. Ik wijs dan naar het doopformulier. Dat zegt dat als wij in de naam van de Heilige Geest gedoopt worden, de Heilige Geest dan betuigt en verzegelt dat Hij in ons wonen wil, ons toe-eigenende hetgeen wij in Christus hebben, namelijk de afwassing van onze zonde en de dagelijkse vernieuwing van ons leven, totdat wij eindelijk onder de gemeente der uitverkorenen in het eeuwige leven onbevlekt zullen gesteld worden.

Dat doet de Heilige Geest. Hij gaat in ons wonen en Hij gaat het werk van de Heere Jezus toepassen. Dat God de Zoon ons verlost, dat kan en kon Hij doen. Dat deed Hij als God. En dat de Heilige Geest het heil toepast, dat kan en doet Hij als God. Hij eigent toe. Hij deelt het heil uit dat God in Christus bereid heeft.

 

Gemeente, dat is wat, dat niemand minder dan de Heilige Geest eraan te pas moet komen om het heil dat Christus bereid heeft, toe te passen! Want er gaat niemand uit zichzelf naar God vragen. Er gaat ook niemand naar Christus vragen. Dat kúnnen we zelfs niet. We kunnen niet datgene wat Christus verdiend heeft aan onszelf toepassen. Nee, dat doet de Heilige Geest, de derde Persoon uit het goddelijke Wezen, eenswezens met de Vader en met de Zoon. Dat is de genade van de drie-enige God. De Vader schiep en onderhoudt. De Zoon verlost. En de Geest gaat nu in ons wonen en eigent ons toe hetgeen wij in Christus hebben.

U kunt dat moeilijk vinden, maar ik hoop toch wel dat u één ding zult begrijpen: als u de Heilige Geest mist, dan mist u Christus, dan mist u het geloof, dan mist u alles. Want om dat werk van de Geest gaat het. Daar is het om te doen in deze zondagsafdeling. ‘Dat die Geest samen met de Vader en de Zoon waarachtig en eeuwig God is.’

De Heilige Geest is dus niet maar een kracht van God, ook niet maar een heilige geest met een kleine ‘g’. Het is God, de Heilige Geest, Die in ons gaat wonen en ons gaat toe-eigenen hetgeen wij in Christus hebben.

 

Gemeente, de belijdenis van de drie-enige God, wat is dat een heerlijke belijdenis! Wat is het een geweldige belijdenis, dat er een drie-enige God is, Die werkzaam is als drie-eenheid in het zaligen van een zondaar. De rangorde van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest is veelbetekenend.

De Zoon verheerlijkt de Vader. Denk aan het gebed dat de Heere Jezus heeft uitgesproken in de nacht waarin Hij verraden werd. U kunt dat vinden in Johannes 17. Dat lange gebed noemen we het hogepriesterlijk gebed. Daarin bidt de Heere Jezus tot Zijn Vader: Ik heb U verheerlijkt op de aarde; Ik heb voleindigd het werk dat Gij Mij gegeven hebt om te doen (Joh.17:4).

De Heilige Geest verheerlijkt de Zoon. In Johannes 14 wordt geschreven over de Heilige Geest, dat Hij gezonden wordt opdat Hij Christus verheerlijke. Christus zegt: Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen en zal het u verkondigen (Joh.16:14). Dus Hij gaat het nemen uit hetgeen in Christus is, hetgeen verworven is, en gaat het u verkondigen. Het is opmerkelijk dat er dan niet staat: ‘Hij zal het uit het Mijne nemen en zal het u geven.’ Nee, er staat: Hij zal het uit het Mijne nemen en zal het u verkondigen. Dus door middel van de verkondiging van het Woord gaat de Heilige Geest uitdelen en geven wat ze in Christus hebben.

 

Gemeente, zo verheerlijkt de Geest Christus. Die zal Mij verheerlijken.

Misschien vraagt u: ‘Hoe doet Hij dat dan?’ Wel, dat doet Hij door overtuiging van zonde, gerechtigheid en oordeel, zoals Hij daarvan spreekt in Johannes 16. Hij spreekt van overtuigen: Die gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel (Joh.16:8).

Als de Geest komt om te overtuigen, dan doet Hij dat grondig. Zo grondig, dat u gaat verstaan dat u zondaar bent voor God. Niet alleen dat, maar dat u ook een verloren mens bent, die zichzelf nooit kan behouden.

De Heilige Geest overtuigt door middel van de prediking van het Woord. U wordt wat u bent: een verloren mens, een goddeloos mens voor God, die zichzelf nooit kan helpen. Het is alsof God u meeneemt in een kelder die nooit open is geweest, waar allerlei zwammen woekeren en waar een lucht uitkomt, een stank uitkomt van vuilheid en van onreinheid. Wel, zo is dan mijn hart, zo is mijn bestaan. Dat laat God mij zien.

 

Alleen, de Heilige Geest blijft daar niet bij. Want de Heilige Geest overtuigt wel van zonde en maakt u wel bekend wie u bent, maar als daar nooit iets anders op volgt, is het niet het werk van de Heilige Geest. Want de Heilige Geest stopt u niet in een put om er dan een deksel op te doen en te zeggen: ‘Nu kan het niet meer.’ De Heilige Geest overtuigt, opdat er in uw hart en ziel plaats komt voor het werk van de Heere Jezus Christus.

 

De Vader zond Zijn Zoon en de Vader en de Zoon zonden de Geest. De Geest zal Christus verheerlijken, juist in de weg van ontdekking. Er komt een punt in uw leven dat u God gelijk geeft en dat u zegt: ‘Heere, het is waar wat U zegt; ik ben een mens die verloren is en zal moeten ondergaan.’ Er komt een punt in het leven, dat u niet verder meer kunt en dat ook alle werk van uw handen afgebroken wordt. Dan hebt u geen goede voornemens meer. U weet dat het nooit meer beter gaat en dat het voor eeuwig uitgesloten is dat u het beter zult doen; dat u buigt voor God en dat u God gelijk geeft.

Dat openbaart deze Geest in uw ziel. Hij draagt als het ware de Heere Jezus Christus met Zijn ganse volheid naar u toe. Hij draagt het werk van de Heere Jezus Christus naar u toe. Hij draagt naar u toe de naam van Hem Die ons tot zaligheid gegeven is. Die Geest opent mensenharten en laat niet alleen de verlorenheid van de mens zien, maar ook de Zaligmaker, Die geschonken is in deze wereld.

 

Onze catechismus zegt dat Hij samen met de Vader en de Zoon waarachtig en eeuwig God is. Dat is de belijdenis, de heerlijke belijdenis, van de drie-enige God. U ziet dat de grondslag van het werk van de verlossing niet op losse schroeven staat, maar dat het vastligt in het overleg in de eeuwigheid van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest.

Toen is een onverwoestbaar fundament onder het werk van de verlossing gelegd. Er is een onverwoestbaar fundament onder het gebouw van de zaligheid gelegd. Dat is het werk van de Vader en dat is het werk van de Zoon en dat is het werk van de Heilige Geest.

 

Gemeente, het is goed om daar in onze tijd de nadruk op te leggen, want de belijdenis is zowat monochristisch geworden. Wat je hoort is: ‘Het gaat om Jezus.’ Ik ben de laatste om te zeggen dat het niet om Jezus gaat. Maar wie zo leeft, ik betwijfel of die dan wel die Jezus kent zoals de Geest Hem leert kennen.

De kennis van Jezus, zoals de Geest die openbaart in een verloren mensenhart, die is totaal anders dan een oppervlakkige kennis van Christus en een wat roemen en juichen in Hem, dat elk fundament mist.

De ware kennis van Jezus geeft diepte in uw leven, die geeft blijdschap in uw leven, die geeft verwondering in uw leven. Die gaat uw leven totaal veranderen.

Als Hij in uw leven wordt geopenbaard, dan krijgt uw leven ook een totaal andere koers. Eerst hebt u geprobeerd om met uw zelfwerkzaamheden u voor God te reinigen. Maar als die naam wordt geopenbaard in uw  leven, dan wordt uw leven anders. Dan gaat u leven naar Hem en uit Hem. U gaat verlangen naar Hem. Uw begeerte gaat alleen uit naar Hem. Dan is het: ‘Buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf.’

 

De drie-enige God heeft een plaats in het zaligen. Want Jezus leidt door Zijn Geest in de eerste plaats wel tot Hem, maar wij zullen dan in Jezus ook de Vader ontmoeten. Wij zullen door deze Geest gaan zeggen: ‘Abba Vader!’ Want tenslotte moet u met een drie-enig God verzoend worden en moet u ook leren dat er een Vader is, Die Zijn vaderlijk hart voor ons open heeft gesteld.

 

Stel Uw vriend’lijk hart,

Op Wiens gunst wij hopen,

Eeuwig voor ons open;

Weer steeds alle smart.

 

De belijdenis van de naam van de Heere Jezus is geen eindpunt. Het is: door de Zoon tot de Vader gebracht worden. De Geest leidt in Christus tot de Vader.

 

Het tweede wat wij gaan overdenken is ‘dat Hij ook mij gegeven is’.

 

2. De Heilige Geest troost met Christus

 

‘Ten andere dat Hij ook mij gegeven is.’

Het gaat dus om de toepassing van het heil. Dat is het belangrijkste. Het is de grote vraag die u uzelf in deze dienst moet stellen: ‘Wat ken ik daar nu van?’

De  rooms-katholieke kerk heeft al eeuwenlang een automatisme gekend. Als je maar gebruik maakt van de sacramenten en van de genademiddelen, dan komt het wel terecht. Het is de kerk die de genade uitdeelt door de sacramenten. Dat zijn de voertuigen van de genade. De genade wordt meegedeeld, maar zonder persoonlijk daarbij betrokken te zijn.

Dat is het geweldige gevaar dat Luther gezien heeft in de biecht en de aflaten. Het is een automatisme en daardoor leven de mensen op valse gerustheid door in de zonde. Ze zijn nooit persoonlijk zondaar geworden voor God en hebben dus ook nooit persoonlijk kennis gekregen aan de Heere Jezus door de Heilige Geest.

 

De Reformatie richtte zich daartegen en heeft zich daarvan afgewend. Luther en Calvijn hebben van het begin aan het persoonlijke geloof in de Heere Jezus Christus tot zaligheid centraal gesteld.

Daar hebt u de kern, daar hebt u het wezen, daar hebt u de inhoud van de hele Reformatie. Het geloof in de Heere Jezus staat centraal, want buiten Hem zal er niemand zalig worden. Dat is de prediking van het Woord van God.

 

‘Dat Hij ook mij gegeven is.’

Dat staat niet in het meervoud. Er staat niet dat Hij óns gegeven is, want dan kunt u nog met elkaar spreken als: ‘Wij als kerkmensen, wij hebben…’ Maar zo gaat dat niet. Nee, dat Hij míj gegeven is, ook mij. Hoort u, in dat ‘dat Hij ook mij gegeven is’ klinkt verwondering door. Daar klinkt ootmoed in door. Ook mij! Niet alleen anderen, die daarin delen mogen, ook ik. Verwondering, ootmoed, laag buigen voor God!

Wat een wonder is het dat ik die Geest heb mogen ontvangen, dat ik weet van het ‘zondaar zijn’ voor God. In de diepte van ellende roepen naar omhoog tot God en de uitkomst dan van Hem ontvangen.

 

De Reformatie stelde - en dat kunt u hier in deze catechismus zo heel duidelijk merken - zich ook tegenover de geestesstroming van de dopersen. Dat doperse vindt u nog in de pinkstergemeenten en in allerlei andere groepen. Dopers, dat is uiteindelijk wetticisme. Het is de mens die het doet. Het blijft tenslotte in de hand van de mens liggen, die beslist over zijn eeuwige zaligheid. Dat vindt u terug in het doperse gedachtegoed. De Reformatie heeft tegenover dat doperse stelling genomen en heeft gezegd: ‘Ook mij gegeven.’

 

Gemeente, nu moet u één ding goed onthouden. Als op de pinksterdag de Geest wordt uitgestort op de aarde, dan komt Hij als een geweldige stroom naar beneden, met geweldig gedruis. Er zijn geweldige tekenen zoals tongentaal en gebedsgenezingen en de kracht om te genezen. Allemaal waar! Maar die eerste tekenen gaan voorbij, die horen bij de uitstorting. Overvloed was er en overvloed blijft er, maar wanneer de beek eenmaal van de bergen is afgedruist en kolkt in de diepte, dan gaat het water over in de rustige bedding van een stille stroom. Dan gaat dat over in de bedding van de prediking van het Woord van God.

Onder de prediking van het Woord van God wordt de Geest aan mensen gegeven. Paulus zegt het zo: ‘Waardoor hebt u de Geest ontvangen? Is dat door de werken der wet?’ Daar heb je dus erg je best voor gedaan? ‘Of hebt u die ontvangen door de prediking des geloofs?’ Dat wil zeggen: door de prediking van het evangelie? Waardoor heb je de Geest ontvangen?

Dan heeft hij daarmee zelf al het antwoord gegeven (het is een retorische vraag): natuurlijk door de prediking des geloofs. Want door de wet krijgt niemand de Geest, maar alleen door de prediking van het evangelie.

Leest u maar in de Galatenbrief. Die staat helemaal vol met de vraag: ‘Waardoor hebt u de Geest ontvangen?’ We lezen in die brief over de vrucht en over de werken van de Geest.

De Geest komt dus door de prediking van het geloof en gaat wonen in het hart van mensen.

 

Gemeente, de Geest gaat wonen en werken door de diepte heen, op Christus aan, om Die te verheerlijken. Hij is het ‘Die het uit Christus neemt en het ons verkondigt’. De Geest brengt zo tot de Vader en dan gaat een zondaar roepen door dezelfde Geest: ‘Abba Vader!’ Want God heeft Zijn Geest uitgezonden, door Dewelke wij roepen: ‘Abba Vader!’

Dat is dat vertrouwelijke, kinderlijke toegaan tot God. Het gaat er niet perse om die twee woordjes te kunnen zeggen. Het gaat er ook niet om te pas en te onpas de Vadernaam te gebruiken, maar het gaat om het kinderlijke. ‘Abba Vader!’ Toegaan met vertrouwen tot de troon der genade, om daar bij de hoge God als een kind te komen en met vrijmoedigheid al je noden, al je zorgen kwijt te raken en het in de Vaderhanden, bij Wie het alleen maar goed is, kwijt te raken.

 

De Geest werkt het geloof. Dat staat zo in onze catechismus:

‘Dat Hij ook mij gegeven is, opdat Hij mij door een oprecht geloof Christus en al Zijn weldaden deelachtig make.’

Er is bij de uitleggers een verschil van opvatting. De ene uitlegger zegt: ‘Kijk, eerst zal dat geloof beoefend moeten worden, want de Geest krijg u door het geloof.’ De ander zegt: ‘Welnee, want de Geest werkt het geloof. De Geest moet er eerst zijn.’ De één zegt: ‘Eerst het geloof’ en de ander zegt: ‘Eerst de Geest’.

Ik moet u zeggen: het is een nodeloos twistgeding, want die twee vallen samen. Waar de Geest komt, daar werkt Hij het geloof en waar het geloof is, daar zal de Geest ook brengen tot Christus, om Christus en al Zijn weldaden aan te nemen en deelachtig te maken.

 

De werking van de Geest bestaat uit twee zaken. In de eerste plaats uit het schenken door middel van het Woord van God en in de tweede plaats in het aannemen door de hand van het geloof. U moet niet denken dat de Geest wat geeft en dat er dan geen hand van het geloof is. Of, aan de andere kant, dat er de hand van het geloof is, maar dat God het niet geeft.

Waar de Geest geeft, daar is ook de hand van het geloof, die ontvangt. Er is eerst de schenking en dan is er ook het aannemen, die horen bij elkaar.

Als er in Johannes 1 staat: Zovelen Hem aangenomen hebben (Joh.1:12), dan staat er in het Grieks het woord dat u evengoed zou kunnen vertalen met ‘ontvangen’. Dat betekent ‘datgene aannemen wat u gegeven wordt’. Er wordt iets gegeven en de hand pakt het aan. Waar de Geest komt, daar is het geloof. En waar het geloof werkt, daar is ook de Geest.

 

Waaraan kun je dat zien? Je kunt vele tekenen noemen, maar er is maar één teken waardoor je dat echt weet: Christus en al Zijn weldaden deelachtig te zijn.

Mag ik het eens vragen: is het zo geworden in uw leven dat de Heere Jezus u dierbaar geworden is? Want u dan die gelooft, is Hij dierbaar, kostbaar, boven alles. Hebt u Hem als dat kostbare Geschenk van de Vader lief? Hoor Jezus vragen: Simon, zoon van Jonas, hebt gij Mij lief? (Joh.21:16) Daar gaat het om.

Waar de Geest komt, daar zijn geen beste mensen. Er zijn geen halfgereinigde, halfgeheiligde mensen. Waar de Geest komt, daar is vlees, want de Geest zal komen op alle vlees. Dat is verdorven vlees, onrein vlees, onheilig vlees. Waar de Geest komt, daar wordt het geloof gewerkt en daar wordt Christus gekend als de Kostbare, als de Dierbare en daar worden al Zijn weldaden aangenomen.

 

Wilt u al de weldaden van Christus weten? Wel, gemeente, dat zijn de gaven van het verbond der genade. Hoor maar:

Dan krijgt u de vergeving der zonde.

Dan krijgt u de reiniging van uw ziel, de vernieuwing van het leven.

Dan krijgt u de bewaring en de onderhouding van dat leven.

Dan krijgt u de volharding.

Dan krijgt u straks het eeuwige leven.

Ze zijn niet op te sommen, al de weldaden van Christus, die Hij verworven heeft. Het is de ganse zaligheid.

 

‘Christus en al Zijn weldaden.’ Die twee horen bijeen. Je kunt dus niet zeggen: ‘Ja, ik heb wel vergeving van zonden ontvangen, maar ik ken Christus niet.’ Dat kan niet. En je kunt niet zeggen: ‘De Geest des Heeren woont in mij, maar ik ken Christus niet.’ Dat kan evenmin.

Alle weldaden zijn met Christus verbonden. Wie Christus omhelst, door het geloof dat de Geest werkt, die zal ook de weldaden omhelzen. Eerst Hem, eerst de Persoon van Christus, maar dan ook, met Hem, al Zijn weldaden. Want buiten Hem is er niets.

 

En nu komt de Geest om mij te troosten.

Hierover maar enkele punten, want in Zondag 21 tot en met 24 volgt er nog veel meer. Die Trooster is de Heilige Geest. Dat is Zijn naam: Parakleet. Een parakleet is eigenlijk: de erbij geroepene, iemand die komt als je hem nodig hebt, die helpt als je in nood zit. Het kan dus ook een advocaat zijn, een voorspraak.

Als Johannes schrijft: Wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige (1 Joh.2:1), dan komt dat woord ‘voorspraak’ ook van het woord ‘paraklètos’. Dan is dat ook de ‘erbij Geroepene’, Die voor de Vader treedt. Dat is Christus in de hemel. Hij is de Voorspraak nummer één, als ik dat zo mag zeggen. En nu is de Heilige Geest de Voorspraak nummer twee in het hart van de mens, de Trooster.

 

Waar troost de Heilige Geest mee?

Dan grijpt onze catechismus terug op de eerste Zondag: ‘Wat is uw enige troost, beide in leven en sterven?’ Waar troost Hij mee? Wel, waar zou Hij anders mee troosten dan met Christus?

Als u verdriet hebt naar God, als u bedroefd bent om God, als u de schuld van uw leven ziet, waar zou Hij dan anders mee kunnen troosten dan met Christus, met Zijn dierbaar bloed? Dan verzegelt Hij in onze harten dat we het eigendom van de Heere Jezus Christus zijn, met lichaam en met ziel.

 

Hoort u dat? Het lichaam, dat is ook het eigendom van Christus, gekocht met Zijn bloed. De apostel zegt: Gij zijt duur gekocht. Daar hebt u de prijs weer waar de Geest altijd naar toewerkt, altijd. Gij zijt duur gekocht; zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest. Dus zowel de uitwendige kant als de binnenkant. Verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, welke Godes zijn (1 Kor.6:20). Ze zijn door Christus gekocht en betaald.

 

Kent u de enige troost in leven en sterven, met lichaam en ziel het eigendom te zijn van de Heere Jezus Christus, Die u met Zijn dierbaar bloed gekocht heeft? De Heilige Geest troost met Christus, met Zijn volbrachte werk, met de beloften van het evangelie van Gods genade.

 

Gemeente, de kerk leeft uit de beloften van God, waarin Christus is, die in Christus ja en amen zijn. Daar leeft ze bij, daar heeft ze kracht uit, daar krijgt ze moed uit, daar krijgt ze sterkte uit, daar is haar hoop op gevestigd.

Ze krijgt uitzicht op de eeuwige toekomst die genaakt. Daardoor heeft ze verwachting. Daardoor heeft ze toekomst en uitzicht.

‘Die ook mij gegeven is.’

Wat kent u daar van, van die heerlijkheid, van die Geest, Die in ons woont en Die ons bij Christus brengt en Die uit de volheid van Christus ons geeft ‘genade voor genade’? Wat kent u van die Trooster, Die komt met Zijn Woord en Die onze ziel troost in alle moedeloosheid, in alle zwakheid, in alle verdriet, in alle rouw, in alle omstandigheden van het leven? Kent u die Parakleet, Degene die erbij geroepen is om Zijn kerk te vertroosten vanuit dat eeuwig evangelie van genade?

 

De kerk bidt vanouds om de Geest. Want in het Oude Testament werd al gezongen wat wij nu zingen uit Psalm 143, daarvan het tiende vers:

 

Leer mij, o God van zaligheden,
Mijn leven in Uw dienst besteden;
Gij zijt mijn God, vat Gij mijn hand;
Uw goede Geest bestier’ mijn schreden,
En leid’ mij in een effen land.

 

3. De Heilige Geest houdt bij Christus

 

De Heilige Geest troost met Christus en leidt tot Christus, maar Hij houdt ook bij Christus.

‘Bij mij eeuwiglijk blijve.’

Dat staat ook in Johannes 14:

De Geest der waarheid, Welke de wereld niet kan ontvangen; want zij ziet Hem niet, en kent Hem niet; maar gij kent Hem; want Hij blijft bij ulieden, en zal in u zijn (Joh.14:17).

 

Waar de Geest komt, gaat Hij nooit meer weg. Dat is de volharding der heiligen.

Er is geen afval der heiligen. Dat belijden wij in de Dordtse Leerregels, die op de synode van 1618/1619 zijn vastgesteld.

Er staat in hoofdstuk 5, artikel 6:

‘Want God, Die rijk is in barmhartigheid, neemt, naar het onveranderlijk voornemen der verkiezing, de Heilige Geest van de Zijnen, ook zelfs in hun droevig vallen, niet geheel weg en laat hen zover niet vervallen, dat zij van de genade der aanneming en van de staat der rechtvaardigmaking uitvallen, of dat zij zondigen ten dode, of tegen de Heilige Geest, en, van Hem geheel verlaten zijnde, zichzelf in een eeuwig verderf storten.’

 

Er is geen afval der heiligen.

Daar hebben de remonstranten zich aan gestoten. Zij zeggen: ‘Ja, als je dat gaat leren, is het hek natuurlijk van de dam. Dan gaan de mensen zondigen zoveel als ze maar willen, dan gaan ze maar raak leven. Dan geeft het niet hoe je leeft, je wordt toch wel zalig. Je kunt de mensen beter laten twijfelen, hun hele leven lang, want dan blijven ze tenminste ernstig.’

Als u de preken van remonstranten uit die dagen leest, moet u niet denken dat u ze als zodanig zou herkennen. Als we een zuiver remonstrants boek uit de zeventiende eeuw nemen en ik zou het u voorlezen, dan zou u het misschien wel een prachtpreek vinden. Denk erom dat het ernstige mannen waren. Maar ze legden de zaligheid wel in de hand van de mens.

 

We moeten oppassen dat we niet weer daar terechtkomen, dat de zaligheid in de hand van de mens gelegd wordt. Als de Heilige Geest niet altijd bij de mens zou blijven, dan zou het toch verloren zijn. Al zou u uw best doen of niet, ernstig zijn of juist niet, het zou toch verloren zijn.

 

Die  Geest zal eeuwiglijk bij u blijven. ‘Zelfs in hun hevigste, hun ernstige vallen blijft de Heilige Geest bij hen’, zeggen onze Dordtse vaderen.

U kunt denken aan Petrus en David, die ze als voorbeelden noemen. Die mensen zijn in zonde gevallen, in heel ernstige zonde. Denkt u maar aan David, die gezondigd heeft met Bathseba en Uria heeft vermoord. En aan Petrus, die zijn Meester heeft verloochend.

Als de profeet Nathan tot David gekomen is en de profeet zegt: Gij zijt die man! (2 Sam.12:7), dan dicht David Psalm 51. In die psalm zegt hij: Geef mij weder de vreugde uws heils (Ps.51:14). Hij was zijn vreugde kwijt, maar hij bidt daar tegelijkertijd bij: Neem Uw Heilige Geest niet van mij (Ps.51:13). Hij bidt niet: ‘Geef die Heilige Geest alstublieft terug, Heere.’ Nee, hij zegt: ‘Neem Die niet van mij.’ De Heilige Geest was dus, zelfs toen hij in die ernstige zonde viel, nog bij David.

 

Dit geeft geen vrijbrief om in zonde te vallen, want onze vaderen belijden: ‘Degenen die van de val zijn opgericht, zullen daarna juist des te ernstiger zijn om niet opnieuw het vaderlijk, vriendelijk aangezicht te moeten missen en opnieuw in duisternis te geraken.’ Het is zo groot, het wonder dat God hen weer opraapt en dat de Heere hen weer het licht van Zijn aangezicht laat zien, dat ze niet opnieuw in die zonde zullen vallen en duisternis over hun leven halen. Dat niet opnieuw! Daar zullen ze voor waken. Zeker waar.

 

Als Petrus, de man die zijn Meester verloochend heeft, later een brief schrijft, de eerste brief aan de vreemdelingen in de verstrooiing, dan zegt hij: Die in de kracht Gods bewaard wordt, door het geloof, tot de zaligheid (1 Petr.1:5). Er staat: door het geloof. Het is niet zo dat de Heere Zijn kinderen bewaart zonder hun geloof, zonder hun - laat ik het nu eens zo zeggen - zonder hun medewerking. Zo bewaart God niet. Nee, door het geloof bewaart Hij ze tot de zaligheid.

 

Het is de Heilige Geest Die telkens opnieuw Zijn kinderen weer brengt bij het geloof, dat op Christus ziet en dat aan Hem verbindt en dat al de weldaden van Christus benodigt. Hij zal eeuwiglijk bij hen blijven en zij worden door het geloof en door de kracht Gods bewaard worden tot de zaligheid.

Leven bij het Woord, uit het Woord, door de genade van de Heilige Geest.

 

Gemeente, de volheid van het evangelie van de Heere Jezus Christus is u gepredikt in deze dienst, uit Zondag 20 van de catechismus, die gaat over de Heilige Geest.

‘Wat gelooft gij van de Heilige Geest?’ Wat gelooft u van Hem? Want onze Twaalf Artikelen zeggen niet: ‘Ik geloof áán de Heilige Geest.’ U zult dat ongetwijfeld doen. Maar er staat: ‘Ik geloof ín de Heilige Geest.’ Dat wil zeggen: ik betrouw op Hem en op Zijn werking, op Zijn genade.

Doet u dat? Hebt u uzelf als zondaar leren kennen voor God en het wonder leren verstaan dat er een weg is ter zaligheid in de Heere Jezus? Want die is er! Het wordt u gepredikt. De noodzaak om die te kennen wordt u aangewezen.

Ik denk wel eens dat die weg geminacht wordt. ‘Dat hoeft toch allemaal niet?’ En: ‘Jullie hebben het er altijd maar over’ en ga zo maar door. Maar kunt u me een tekst aanwijzen in de Bijbel waarin staat dat u zonder Jezus zalig kunt worden? Om Hem te kennen, hebt u de Geest nodig.

 

Gemeente, is het niet nodig dat we gaan vragen aan de Heere, gaan bedelen aan de Heere, om Zijn genade? ‘Uw genade schenken, aan Uw heil gedenken…’ Zou u vanavond uw knieën niet buigen voor God? Ons leven gaat als kaf voorbij. Zomaar! Daar hoef je niet oud voor te zijn; dat kan ook als je jong bent.

Wat kan er gauw wat gebeuren in ons leven, dat onze levensdraad afsnijdt of dat ons leven als het ware terzijde legt, waardoor we ineens zomaar uit de drukste werkzaamheden van ons bestaan worden stilgelegd.

Heeft dat u nooit wat te zeggen? Als het u eens zou overkomen of mij overkomt, hoe is het dan? Is het dan zo in uw leven: ‘Hoe dichter ik nader tot het huis van mijn Vader, hoe sterker ik hijg naar die eeuwige woning, waar het heil van mijn Koning mij wacht na de krijg’? Of is het een twijfelgeval? Of weet u zeker dat het dan verloren is?

 

O, zoek het eens na in je leven! Zoek het eens na! Het zal misschien de laatste keer zijn dat u het evangelie hoort. Dat is geen bangmakerij, dat is werkelijkheid! Ik heb het wel eens meer gezegd op de preekstoel in een andere gemeente, ook een gemeente waar ik diende. En de volgende zondag was iemand die toen in de kerk zat, er niet meer. Het zou niet de eerste keer zijn dat het gebeurde.

Zoek het eens na en buig uw knieën voor God! Want in de Heere is de fontein van het heil. Daar mankeert het niet aan hoor! Die fontein des heils is zo groot en zo vol! Genoeg voor de hele kerk, daar zou iedereen hier bij kunnen.

 

Er is niemand die hoeft te zeggen: ‘Dat zou voor mij niet kunnen’, want die genade is zo vol dat de Heere van Zijn Geest uitgiet op alle vlees. Op jongens, meisjes, ouden, vaders, moeders, slaven en slavinnen. De Heere noemt ze op in Zijn Woord, dus niemand wordt uitgezonderd.

Er is zoveel heil te verkrijgen!

Als wij straks voor de Heere zullen staan, zonder Hem ooit te hebben geroepen, aangelopen om genade, dan zal Hij zeggen:

‘Ik heb u nooit gekend. Ga weg van Mij!’

Maak er nu alstublieft niet van alsof er in die tekst over de verkiezing wordt gehandeld, want dat is niet waar. De Heere wil daarmee zeggen:

‘Ik heb u nooit gekend; Ik heb u nooit gezien aan Mijn troon; Ik heb u nooit tot Mij horen roepen om genade. Ga weg van Mij, gij die de ongerechtigheid werkt!’

O, buig je knieën, houd aan, bid zonder ophouden.

Vraag naar de Heere en Zijn sterkte.

Open uwen mond, eist van Hem vrijmoedig.

Zoek Hem terwijl Hij te vinden is.

 

De Heere geve u de Heilige Geest, Die Hij uitgiet in het hart, opdat wij zo onszelf en Christus en in Christus de Vader mogen kennen. 

 

Amen.

 

 

Slotzang: Avondzang: 7

 

O Vader, dat Uw liefd’ ons blijk’;
O Zoon, maak ons Uw beeld gelijk;
O Geest, zend Uwe troost ons neer;
Drie-enig God, U zij al d’ eer!

 

 

Deze preek is eerder gepubliceerd in ‘De Heidelbergse Catechismus’ van ds. D. Rietdijk en ds. C.G. Vreugdenhil (Kerkenraad Geref. Gem. Rotterdam-Zuidwijk, 2012).